صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

Mogten anderen in de gelegenheid zijn de daarbij zich opgewekt gevoelen om deze zij het dan ook geringe bijdragen tot de geschiedenis eener belangrijke inrigting te vermeerderen of aan te vullen!

KLEINE BERIGTEN.

ROELINA PRaedinius.

Was er aangaande de huiselijke levensomstandigheden van Regnerus Praedinius weinig of niets bekend, thans heeft de heer J. J. DIEST LORGION uit oude koopbrieven bewezen, dat hij gehuwd is geweest met ABELE BELLINGEWEER, en dat zijn zoon ALBERT in 1588 is overleden, terwijl eene kleindochter ELLETJEN PRAEDINIUS de echtgenoot was van den Syndicus Dr. WILHELM HAMMONIUS.

Te laat om zulks aan den heer LORGION destijds mede te deelen, bevond ik dat Praedinius ook nog eene dochter heeft nagelaten, Roelina genaamd, die getrouwd is geweest met BEREND of BERNHARD DE SIGHERS, als Burgemeester van Groningen overleden den 24 Junij 1635.

Dit bleek mij uit het Programma funebre van Albert de Sighers, den zoon van Berend, die insgelijks als burgemeester van Groningen in 1650 is overleden.

Prognatus erat zoo leest men daar in hanc lucem, anno seculi hujus quarto, a. d. x Kal: Sextil. inter horam 8 & 9 matutinas, patre quidem viro Ampl. Spectatissimoque Dn. BERNHARDO DE SIGHERS, Consule urbis hujus dignissimo, matre vere ROLINA PRAEDINIA, Viri longè celeberrimi Dn. Regneri Praedinii, dexterrimi ingeniorum formatoris, patriaeque scholae Rectoris meritissimi filia.

Tot

In het Programma funebre van Berend de Sighers is ongetwijfeld meer over haar en hare verwanten te vinden. mijn leedwezen heb ik echter geen exemplaar van hetzelve gevonden.

GRAFSCHRIFT OP Mr. D. F. J. VAN HALSEMA. De geleerde schrijver van de Verhandeling over den Staat en Regeringsvorm der

Ommelanden tusschen den Eems en de Lauwers, met het door hem uitgegeven Hunsingoer Landregt van 1252 het 2e deel der werken van het genootschap P. E. J. P. uitmakende, ligt begraven in de kerk te Wirdum. Zijn lijkgesteente, thans nog leesbaar, bevat het volgende opschrift:

Viro Nob: et consultissimo

Diderik Frederik Johan van Halsema
I. V. D. Hovelingo in Wirdum et Loppersum,
Judici in Loppersum, Oosterwijtwert &
Societati Groninganae pro Jure Patrio Excolendo
et Literatae Leidensi adscripto

Qui natus die XI Nov. MDCCXXXVI,
Obiit XXIV April. MDCCLXXXIV
Marito optimo monumentum hoc fiieri curavit
vidua moestissima

T. Tichelaar.

Qui veterum leges ritusque docebat avorum
Frisiadum et patriae publica jura suae,

Fama viri superest, latumque perambulat orbem,
Exiguus quamvis hic tegat ossa lapis.

I. de Rhoer.

Het wapen op dezen steen gebeiteld, is een man, een zwaard over het hoofd zwaaijende.

Een andere steen in hetzelfde kerkgebouw, even als de vorige, voor den kansel weggenomen en in den gang gelegd, wees het graf zijns vaders aan, blijkens het opschrift:

Hic sitae sunt exuviae Fred: Wilh:
ab Halsema nati in Loppersum pa-
tre Theodorico ab Halsema, matre
Biuche Wüibes, Denati Rusthoviae
die 29 Men. Maji 1767, A° Aet. 85.
Optimo patri pietatis ergo

hocce monumentum posuit

T. F. J. ab Halsema Jurium Doctor.

Tot de mededeeling van belangrijke opschriften op grafsteenen, klokken enz., zij dit tijdschrift aan alle gewestgenooten, inzonderheid aan de heeren predikanten en onderwijzers, aanbevolen!

VRAGEN.

1.

PORTRET VAN REGNERUS PRAEDINIUS. Mij is stellig verzekerd, dat het oorspronkelijk portret van Praedinius, in olieverw, waarnaar de gravure in de Effigies et vitae Profess. Acad. Groningae et Omlandiae genomen is, omstreeks 1838 of 1839, te Groningen op eene boekverkooping zou zijn verkocht. Zoo ja, wie is dan thans eigenaar van deze schilderij? Hij, die daaromtrent eenige inlichting kan geven, gelieve zulks te doen, in dit tijdschrift.

2.

PORTRET VAN RUDOLPH AGRICOLA. In het weinig voorkomend werk: Opus Chronographicum orbis vniversi, van P. OPMEER en L. BEIJERLINCK, Antv., 1611, I, p. 436, lees ik, bij het daar voorkomend portret van Agricola, eene zeer merkwaardige zinsnede, welke ons de gelijkenis der afbeeldingen van dezen beroemden Ommelander volkomen waarborgt. De schrijver zegt namelijk: Adscriptus inter ciues Amstelrodamum etiam fuit ARNOLDUS HUYSMAN (agricolam vox ea sonat) Rodolphi ex fratre nepos, vir valdé modestus ac probus, mihique familiaris. Miserat verò Rodolphi Agricolae effigiem Sibrando Occoni Viglius Zuichemus, quae ex ipsiusmet autographo fuit delineata. Nam inter ceteras artes liberales, in quibus ad miraculum excelluit, pictura etiam refertur cum primarijs ejus magistris certare potuisse. Quam tamen sine ullo doctore, sola ingenij fretus praestantiâ, exactè conceperat.

Nog heden hangt in het Klaarkampster Weeshuis, te Franeker, een fraai portret van Agricola in olieverw, afkomstig (volgens Mr. TRESLING, in den Gron. Volksalm., 1843, blz. 19) an Gerardus Agricola, den laatsten abt van Klaarkamp. Naar dit laatste is 's mans afbeelding voor den Gron. Volksalmanak

vervaardigd, welke geheel overeenstemt met die bij OPMEER, uitgezonderd dat de eene regts, de andere links is.

Is welligt het Franeker portret hetzelfde, waarvan OPMEER spreekt?

Behalve een zeer oud en bijna geheel aan het voorgaande gelijk portret, eveneens in olieverw, op het Archief te Groningen voorhanden, en waarnaar de gravure in de Effigies et vitae schijnt gemaakt te zijn, bestond in de vorige eeuw in de consistoriekamer te Baflo, D ohet Schilderie van dien beroemden Rudolphus Agricola, aldaar gebooren in den jaare 1442, met dit Latijns om- en onderschrift, door mij ook voort afgeschreven:

Rudolphus Agricola Baffelo-Omlandus, in Acad. Heidelbergensi Professor.

Si tibi maturis tantum licuisset ab annis
Quod medium statuis perficere Agricola.
Auctores alii poterant tacuisse diserti.

Quicquid enim ratio postulat, ipse dabas."

Dit verhaalt HARKENROHT, in zijne Oostfriesche Oorsprongkelykheden, Gron. 1731, II, blz. 791. Waar is dit portret, dat, indien ik wel onderrigt ben, ter voorschreven plaats niet meer aanwezig is, gebleven?

3.

PORTRET VAN JOHAN KNYFF. Harkenroht vervolgt: Daerby vonde ik ook aldaar nog in de Pastorie van Ds. Johannes Dalhof, te Baflo, het Schilderie in 't groot van JOHANNES KNYF, Eerste Bisschop te Groningen, met dit Bijschrift:

Effigies Rmi. Dni. D. Johannis Knyf Primi Episcopi Groeningen: Qui vbi Annis octo foeliciter. Huic praefuit Eccliæ. Obyt Anno 1576, die vero Octob. prima. Cuius ana requiescat in sancta Pace. Aetatis svæ 63.

onder zijn Wapen:
Confortare.

Weet iemand omtrent het bestaan van dit portret ook nog eenige aanwijzing te geven ? Van Knyff is geen portret in plaat gebragt, zoo ver mij bekend.

1580-1594.

BRIEVEN EN ANDERE STUKKEN

BETREFFENDE

DEN TOESTAND VAN GRONINGEN,

IN HET BIJ ZONDER MET BETREKKING TOT

[blocks in formation]

Durchluchtige, Hoochgeboern Genedige Furst vnd Heer, alsoe V Princel. Ex. am bestenn erjnnert, mit wat list ende fortse, men de vander naerder vnie getrachtet ende onderstaen, de stadt Groeningen, mit garnisoenn ende gewaldt vann Krijchsvolck te besettenn (dewelcke wij ende de goede borgeren, mit groote moyte ende onkosten tot denst vann Con. Mat. onsen allen genedichsten heerrn ende erholdinge der Stadts vryheyden, Priuilegien ende gherechticheydenn, bessheer selffs, getruwelyck besett ende bewaert) Ende wy oeck als nu eenige. hyr binnen beuonden, die geneight, der naerder vnie thostandighe Ruyter ende knechtenn (hyr jnder naheyt ligghende) jnder stadt te brengenn, hebbenn deselue, den 11 huius, mit goede thouersichtt, versnellet ende jn bewaeringe gesteldt. Derwylenn dan V Ex. weegen Hoochgedachter Con. Mat., durch thogesante brieuenn ende anders genedichlycken onthieten ende vertroestinghe gedaenn, der Stadts olde walheergebrachte Liberteiten, Vsancien, Tractaten, Priuilegien, Statuten, vry vnnd gerechticheydenn (die een tydtlanck, leyder ende bysunders denn Stapell, seer verdruckt ende tondergebrocht) neet allene te willenn handthauen ende doen onderholdenn, dan oeck dieseluighe, nha gelegentheyt te vermeerderenn,

« السابقةمتابعة »