صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

Op Zaturdag den 20 November werd er orde gesteld dat de krijgsgevangene mans naar Bremen zouden worden overgevoerd, wordende er eenige gewapende burgers en eenige Cozakken gelast dezelve tot Leer te begeleiden, en kregen de Fransche vrouwen vrijheid, om met Russische passen over Amsterdam naar hun land terug te keeren, waartoe dezelve dan van's stads wegen met de noodige levensmiddelen voorzien en haar een schip tot dat einde op 's stads kosten verleend werd. Dan ook bij deze gelegenheid gebeurde er eene daad, die waardig is in de Geschiedboeken der deugd aangeteekend te worden.

Toen deze en nog andere krijgsgevangene Douaniers gereed stonden, om naar Bremen overgebragt te worden, vond eene arme vrouw, terwijl zij bezig was de kamer schoon te maken, waar deze lieden gedurende hun verblijf te Groningen geweest waren, onder het stroo een gouden Napoleon. Aanstonds liep deze vrouw met dit stuk geld naar den Colonel der gewapende Burgermagt, den Heer M. BUSCH, om te zien of hij den regten eigenaar nog zou kunnen wedervinden. Deze, getroffen door dit blijk van eerlijkheid, in zulk eene arme vrouw, bewezen jegens menschen, die zoo algemeen gehaat waren, geld men algemeen als geroofd goed beschouwde, geeft de vrouw eene beloning, spoed zich naar de markt, om dit stuk geld nog aan den regten eigenaar terug te bezorgen, en begeeft zich, dezen gevonden hebbende, oogenblikkelijk naar den

van K. KROOK, waarschijnlijk ten gevolge der onduidelijkheid, waarmede die naam in het H.S geschreven is, als hebbende der veel van een ». - Wij teekenen nog aan, dat aan dezen toen laatstovergebleven dier wakkere mannen, maar thans, terwijl wij dit schrijven, den 11 Mei 1864, in den ouderdom van 74 jaren overleden, naar aanleiding van de herinnering aan hunne dappere daad, bij het herdenken van de omwenteling van 1813 in deze stad, door Prof. P. HOFSTEDE DE GROOT in zijne Toespraak aan de Nederl, natie: De herstelling van Nederlands volksbestaan in Nov. 1813 in hare groote belangrijkheid (uitgesproken den 11 Nov. in de Vergadering van het Groninger Departement der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen, en den 21 Nov. in de Vergadering der Groninger Afdeeling der Nederl. Vereeniging tot Afschaffing van sterken drank, en gedrukt te Groningen bij P. NOORDHOFF) van wegen eenige ingezetenen, door het Bestuur dier Afdeeling een boekgeschenk met een toepasselijk inschrift is ter hand gesteld geworden. Zie het berigt daarvan gegeven in de Groninger Courant van den 25 en 27 Nov. 1863. Er worden in die Toespraak bij de vermelding van die daad ook nog enkele bijzonderheden meer of anders verhaald; zoo wordt er gesproken van tien in plaats van negen schippers, en als de tiende genoemd, naar 't schijnt, H. H. SCHOLTENS, welke alléén nog in leven is.

Bijdragen, I.

21

Baron ROSEN, commanderende de Russische troepes, in dit Departement, om denzelven deze edele daad mede te deelen, welke, niet minder daardoor getroffen, oogenblikkelijk naar zijn Bureau ging, daar 10 Guldens uitnam en deze aan den Colonel BUSCH ter hand stelde voor deze arme, maar edele vrouw. Reeds in den nacht van den 18 op den 19 verlieten de Franschen Appingedam, den terugtocht aannemende naar Delfzijl, na op de eerstgenoemde plaats requisitien van allerlei soort gedaan, en alle levensmiddelen van daar mede genomen te hebben. Den 19 kwam er ook tijding dat te Amsterdam de omwenteling volbragt was, hetwelk den 20 door de Zwolsche Courant van den vorigen dag bevestigd werd.

Op laatstgenoemden dag kwam hier ook eene publicatie in het licht, waarbij, op een' brief voor den Baron ROSEN, de ingezetenen door de Raden van Prefekture tot rust werden aangemaand.

Den 23 gaven de Raden van Prefekture een publicatie, dat niets meer het dragen van Oranje verhinderde, en den volgenden dag had er die plegtigheid plaats, welke men in de extra Courant van dien dag vindt beschreven.

Den 26 arriveerde hier de proclamatie van V. D. DUIN VAN MAASDAM en VAN HOOGENDORP, welke met de daartoe behorende stukken den volgenden dag in eene extra Courant werden uitgegeven.

Den 27 werden de Vierburen uitgeplunderd door de Franschen van Delfzijl.

Ook werd bij eene deliberatie van den Municipalen raad dezer stad van dien dag (zie Staatk. Dagblad van den 30 November 1813) het stedelijk Octrooi met den 30 Nov. opgeheven, hetwelk echter vervolgens weder hersteld is.

Nog werd er op dienzelfden dag bij de Raden van Prefekture eene publicatie gearresteerd, waarbij eene lening van f 128.000 bij wijze van voorbetaling op de nog resterende maanden der Directe belastingen werd bevolen.

Den volgenden dag, den 30 November, gaven de Raden van Prefekture weder twee publicatien, beide medegedeeld in het Staatkundig Dagblad van den 3 Dec., waarbij in de eerste, op verzoek van den Baron ROSEN, alle pogingen, strekkende tot omkeering van de thans gevestigde orde van zaken, worden tegengegaan, en bij de andere de ingezetenen van de Arrondissementen Appingadam en Winschoten opgeroepen, om zich

te wapenen, ten einde de stroperijen van de bezetting van Delfzijl tegen te gaan.

Den 1 December maakte de maire dezer stad bekend, dat de St. Nikolaasvreugd niet op Zondag, maar op Maandag avond zoude plaats hebben.

Den 3 December werd er eene Dagorde van den Baron ROSEN in het Staatkundig Dagblad, No. 97, medegedeeld, waarbij de Hollanders in Franschen dienst worden uitgenoodigd tot hunne huisgezinnen terug te keeren, terwijl datzelfde dagblad ook een officieel berigt bevat van de door de Nationale Gardes en gewapende Burgermagt bedreven stukken voor Delfzijl.

Den 5 December hield Do. VERWEY, Predikant bij de Luthersche Gemeente dezer stad, weder zijne eerste leerrede na zijne herstelling in den dienst. Deze was namelijk in de laatste weken van de Fransche overheersching door den Minister van Politie onverhoord van zijnen post ontzet, omdat hij zich, zoo al3 men voorgaf, ongemesureerde uitdrukkingen tegen den Keizer zoude veroorloofd hebben; ofschoon noch hij, noch de Gemeente, die hem hoorde, zich daarvan iets bewust is. De Luthersche gemeente hierdoor van allen openlijken eeredienst en van de gewone kerkcollecten voor hare talrijke armen beroofd zijnde, wendde zich tot de Leeraars der Nederduitsche Hervormde Gemeente dezer stad met het verzoek, om gedurende eenigen tijd ieder eene beurt in hare kerk waar te nemen, hetwelk niet alleen met de grootste gewilligheid en zonder eenige angstvallige bedenking door deze werd aangenomen en uitgevoerd, maar ook door den Waalschen Hervormden Predikant, door eenige Hervormde Leeraars uit den omtrek en zelfs door de Godgeleerde Hoogleeraars dezer Hoogeschool niet werd geweigerd.

(Onder stond.) Dus ver toen ik den 8 Dec. naar den Haag vertrok. Het overige zie men in de Couranten.

V. S.

III.

DAGVERHAAL van de blokkade van Delfzijl in 1813 en 1814. 1)

Na het vertrek der Fransche administratien uit Groningen op Zondag den 14 November 1813 en de intocht der Rus-Keizerlijke troepes op den volgenden dag, bevonden zich Delfzijl en Coevorden nog door de Fransche troepes bezet.

Deze vestingen waren reeds voor lange in den besten staat van verdediging gesteld geworden en voor meer dan zes maanden van de nodige levensmiddelen voorzien; ene grote voorraad van geschut en ammunitie bevondt zich in dezelve; Delfzijl wierd door ruim 1400 man en Coevorden door 1000 man verdedigt.

Wel ras ondernam de Commandant van Delfzijl, om zich nog van enen groteren voorraad van levensmiddelen en fourages uit de omleggende dorpen te voorzien, en requireerde dezelve van den Onder-Prefect in dat arrondissement. De detachementen tot diens uitvoering naar Appingadam, Holwierda, Bierum en Spijk gezonden, bepaalden zich niet alleen tot de ontvangst der gedane requisitien, maar beroofden daar en boven de ingezetenen van hunne goederen en mishandelden dezelve op de ongehoordste wijze 2).

1) Het stuk zelf zonder opschrift zijnde, hebben wij er dit aan gegeven. De heer BOSSCHA heeft den hoofdinhoud daarvan, maar hier en daar zeer bekort, opgegeven in D. I, bl. 123-138 en D. II, bl. 239-259 van zijn meer genoemd werk.

2) Volgens het Journaal van den heer R. P. CLEVERINGA, werd er door de Fransche bezetting tot approviandering van de vesting Delfzijl alleen van de gemeente Appingedam geëischt, om tegen den 8 November te leveren : 17 hoornbeesten,

9 zwijnen,

5000 kilo's hooi,

5500 kilo's stroo,

1060 kilo's zout,

4 oxhoofden roodewijn,

300 ponden kaarsen.

Voorts was order gegeven, om de hand te leggen op alle tarwe, rogge en

De Onder-Prefect, de Heer E. J. ALBERDA, gelijk ook de Burgemeester van Appingadam, R. P. CLEVERINGA, zich niet in staat bevindende, om aan de herhaalde requisitien van den Franschen Commandant, welke met de zwaarste bedreigingen vergezeld waren, te voldoen, verzochten op het dringendst aan den Commandant der Rus-Keizerlijke troepes in Groningen, den Colonel Baron ROSEN, om een gedeelte van deszelfs troepes naar Appingadam te willen zenden, ten einde de ingezetenen van die plaats en der omleggende dorpen voor verdere roof en plundering te beschermen, aan welk verzoek gemelde Commandant dan ook, zoo spoedig deszelfs militaire operatien zulks toelieten, gereedelijk heeft voldaan.

Verders had de Fransche Commandant van Delfzijl ook ene order gezonden, aan de commandeerende onderofficier der artillerie op de Zoltkamp, om dadelijk het geschut en de ammunitie welke zich aldaar bevondt in te schepen en met de kanonniers kustbewaarders naar Delfzijl te vertrekken, te gelijker tijd een kanonneerboot van daar zendende tot derzelver bescherming.

Deze order wierdt door de expresse van den Franschen Commandant, welke zijne route over Groningen had genomen, gesteld in handen van den Colonel der Nationale garde м.

BUSCH,

welke dadelijk een officier der Burger artillerie met enige kanonniers naar de Zoltkamp deed vertrekken, met order om zich van die post meester te maken, het geschut en de ammunitie in te schepen, den onderofficier aldaar commandeerende met zijne manschappen in dienst van dit departement te engageeren, en met den meesten spoed naar Groningen te

retourneeren.

Dit gelukte volkomen, en den tweeden dag na hun vertrek lagen de schepen reeds in de haven der stad en wierden dade

haver in deze gemeente aanwezig, en bovendien 150 ledige korenzakken naar Delfzijl op te zenden, benevens een wagen met 2 paarden.

Toen aan dezen eisch was voldaan, werd op den 15 November wederom door de Franschen eene requisitic gedaan, bestaande in het dubbele van hetgeen reeds geleverd was, met nog meer andere artikelen daarbij gevoegd, en dit alles moest binnen een zeer kort tijdsbestek geleverd zijn.

Daar echter aan deze tweede zooveel grootere requisitie door de inwoners niet werd voldaan, kwamen de Franschen zelve den 16 November, ten getale van omstreeks 200 man, uit Delfzijl met geweld halen, wat zij krijgen konden. De buit, waarmede zij alzoo den 19 November naar hunne vest terugkeerden, wordt begroot op f 15,000.

« السابقةمتابعة »