صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

ART. 43.

Heeft de eene speler den anderen op goed geloof geld geleend en geeft deze het geleende niet staande het gehouden hanengevecht terug, dan moet daarvan onmiddellijk kennis worden gegeven aan den saja. Hoort deze eerst den volgenden dag van de zaak, dan is hij niet verplicht zijne tusschenkomst te verleenen.

ART. 44.

Loopt een lid van de gemeente van de baan weg zonder zijne schulden te betalen, en is hij door den dorpsraad gevangen gezet (zie art. 38), dan moet hiervan de poenggawa of distriktshoofd in kennis worden gesteld.

ART. 45.

SLOTBEPALING.

Al wie deze Sima schendt, zal door den vloek der goden getroffen en door allerlei booze ziekten bezocht worden.

Feuilleton.

IN DEN SCHOMMELSTOEL.

(Een Indisch Oudejaarsavond-stukje.)

[ocr errors]

De heer Justus Dadelboom, meester in de rechten en beambte ter Secretarie, zat in zijn wipstoel, buiten onder de kolonnade van zijne woning in de Berendrechts-laan. Voorgaanderij", zouden de meeste Hollanders zeggen. Maar Justus, als academisch gevormd man, verkoos het uitheemsche en klassieker klinkende woord, omdat het hem denken deed aan heerlijke Grieksche tempels. Dit is eene verbeeldingsweelde, die den Bataviaan niet al te veel inspanning kost. 't Is zeker, dat de kolommen zijner kolonnade in den regel niet gebeiteld zijn uit Parisch marmer. Doch witkalk (zoo troost hij zich) kan nog blanker wezen. Hij zat en schommelde zich. Er steekt achter dat eeuwigdurend geschommel van Indische menschen meer, dan een oppervlakkig waarnemer zoo wel vermoedt. Het kan namelijk bestudeerd worden als eene vrij vertrouwbare aanduiding van de gemoedsstemming der schommelaars. Allen schommelen maar met verschil. Wie bij voorbeeld vergenoegd of satiriek gehumeurd is, laat zijn stoel korte, scherp afgebroken wipjes maken. Wie zich landerig gevoelt of onlekker, beweegt zich langzaam, droevig, mat. Wie toornig of in vervoering is, gaat hurre hurre! hop hop hop! als rende hij op een strijdros, met geweldige sprongen, in tuimelenden galop, het voorwerp van zijn haat of zijne liefde te gemoet. En zoo voorts. Een fijn opmerker vindt het aantal nuancen eindeloos.

[ocr errors]

De heer Justus zat dan, en schommelde zich met zachte, wellustige golvingen. Hem dacht, hij kon den ganschen nacht zoo wel voortschommelen, en zich er bij voorstellen dat Hoeri's hem wiegden. Zóó behagelijk voelde hij zich.

Het was inderdaad een behaaglijke avond voor hem geweest. De vrienden, die te zijnent het oude jaar zijne uitvaart hadden helpen vieren, waren zoo even vertrokken machtig joviaal. De heeren hadden wat quadrille gespeeld, wat muziek geknoeid, en daarna, als jonggasten die ze waren, zeer opgewonden gekwaakt over koloniale politiek over wat er edels en dols is in het hollen der radicalen, over wat er verstandigs en hatelijks is in het vastklampen der behoudsmannen: over Nederland's roeping en Indië's bestemming allerlei mogelijke en onmogelijke toekomst-dingen.

over

Wat liefde voor den inlander had daarbij geblaakt! Wat geestdrift voor zijne vrijwording, verheffing en veredeling! Wat ridderlijke verontwaardiging over de barbaarsche misbruiken, die hem koffie doen zweeten voor het Gouvernement en buffels voor de Pangérans !

>> De Javaan moet niet langer dienstbaar zijn!" had er een geroepen: >Hé, sepada! kassih api, lekas!" ')

>>De Javaan moet een vrij man worden!" schreeuwde een ander: vrij met zijn eigendom, vrij bij zijn arbeid, vrij in zijn opstaan en nederliggen! Sidin, loe monjet, djangan tidor di sini! Kassih anggor,

anak babi!" 2)

>> De Javaan moet onze gelijke zijn voor de wet, voor de maatschappij, voor de rechtbank van het zedelijk gevoel!" betuigde een derde, die een half uur later in kleuren en geuren het gezelschap meedeelde hoe hij eene jonge Maleische huishoudster-sultane, van wier liefkozingen hij genoeg had, zonder veel omhaal van woorden had op de straat gejaagd.

Intusschen was des gastheers zorg geweest, bij die gesprekken een handzaam wijntje gul te doen vloeien. Men heeft ze namelijk nat te houden, die koloniale onderwerpen, trots alle geestdrift. Met goeden drank en geurige sigaren moet men ze besproeien en bewierooken. Anders worden ze licht als zaagsel in den mond, en als oude staatsbladen duf in de neusgaten.

[ocr errors]

Een vroolijke avond dus-, en een schoone nacht. Zoete maneschijn; fluweelen schaduwen; geen miasmen, en eene niet alledaagsche afwezigheid van gevleugeld ongedierte ; de temperatuur oostersch, en toch niet drukkend; de boomen roerloos; alles stil, behalve het heir der cicaden, wier biljoenen de lucht vervulden van een droomig suizen........ Was 't wonder, terwijl de flesch nog wijn bevatte en

1) »Hé, wie daar! Geef vuur, gauw wat!"

2) Sidin, jou aap, wil je wel eens niet slapen hier! Geef den wijn aan, varkenskind !"

[ocr errors][ocr errors]

de manilla nog dampte, dat Justus van slapen niet weten wou? Hij genoot rustig de kostelijke, de zeldzame, de ras voorbijgaande stemming, welke druivennat en gezelligheid som wijlen achterlaten in den mensch eene stemming van volkomen onbezorgdheid, van tevredenheid met zichzelf en alle de dingen rondom: eene stemming, die het midden houdt tusschen de kalmte van den lotus-kauwer en de zaligheid van den haschiesch-eter, tusschen Nirwana en het Paradijs. Naar soezen stond Justus' zin. Naar schommelen bovenal...... ... Hop hop, ging dus zijn wipstoel of hij een bootje ware, door zefirs voortgeblazen over de blauwe deining, uit welke straks vrouw Venus opduiken zou.

[ocr errors]

Nu - vrouw Venus bleef hem verre, tot zijn geluk. Maar wel begon hij, al soezend en schommelend, tot het bewustzijn te geraken dat hij niet langer alleen was: dat er dicht naast hem ook een andere stoel hop hop ging een stoel, die zoo even nog roerloos gestaan had en ledig. Hij blikte zijdelings en zoo waarlijk! daar zat in dien stoel een oud heer, een hoogbejaard man, met kalen schedel, langen grijzen knevelbaard, en gehuld in eene kleedij - half pij, half regenmantel die Justus op het vermoeden hielp dat hij de verrassing van dit onverwacht bezoek verschuldigd was aan een korist uit de Fransche Opera, waar dien avond La Favorite was ten tooneele gevoerd. Zóó vast verkeerde Justus in dien argwaan, dat hij opstoof met een: » Monsieur, que me voulez vous ?"

»De vrede zij met u! Blijf zitten, mijn zoon!" antwoordde de grijsaard in goed Hollandsch, met een handgebaar vol zalving: »Ik ben niet wat gij gist. Ik zing tenor noch bariton. Mijn naam is Sylvester."

>Sylvester?" riep Justus, ten hoogste verbaasd over 's mans gave van aldus zijne gedachten te lezen: »Sylvester? - Ik ken geen Sylvester hier te Batavia!"

>Maar gij hebt er eenen gekend in uw moederland."

>Sylvester, zegt ge?"

>Den ouden heilige van den oudejaarsnacht!"

›O ja!"

>Gij hebt hem gekend en liefgehad, niet waar?"

ofschoon ik in

>Zeker! Ik heb altoos trouw aan hem geloofd Holland nooit het genoegen had zoo van aangezicht tot aangezicht” -->Dat is braaf van u. Gelooven zònder zien is juist het ware. Maar

wat bevreemdt u dan mijne komst in dezen nacht?"

>Vergeef mij!" sprak Justus: »Wij zijn hier ver van het vaderland der liefelijke winter-verschijningen. Ik wist niet dat uw tochten, heilig man, zich uitstrekken tot bezuiden den Equator."

>Overal ga ik rond," zoo luidde het plechtig antwoord: overal ga

ik rond, waar bij 't verscheiden van den laatsten December een schot gelost wordt te mijner eer, en menschen warm elkaar de handen drukken bij 't dreunen van den klokslag twaalf. Gij begrijpt dit niet?" Ik beken, o weleerwaarde vader, dat het mij raadselachtig voorkomt, hoe iemand"

>Op twintig-duizend plaatsen te gelijk kan zijn ?”

>Juist zoo! Gij doorziet mijne overdenkingen, alsof ze van kristal en gij steelt mij de woorden van de tong, als waren het paarlen van grooten prijs."

waren;

>Kortzichtige! Zaagt gij de glanzende lichtbaan, die de zon werpt over de golven ? Zij is hier, zij is ginds, zij is duizend mijlen naar het westen, en duizend mijlen naar het oosten; zij is overal waar de zon straalt boven de zee, en waar een menschenoog is om op haar te turen. Zóó ben ik. Ik klotste dezen avond door de modder van Londen en door het slijk van Bucharest. Ik zat aan bij oestermalen in pronkerige salons te San Francisco, en tevens hielp ik den feestschotel van olla podrida opdragen in de hut van den Castiliaanschen boer. Ik waadde door drie voet sneeuw te Archangel, en tegelijkertijd klopte ik te Melbourne mij het heete stuifzand uit den baard. Ik was hier, en ginds duizend mijlen naar het noorden, duizend mijlen naar het zuiden overal waar het oude jaar wegstierf van de aarde,

[ocr errors]

en waar een menschenhart het eene dankbede nazond of een zucht."

Bij deze toespraak zag Justus den oude nogmaals aan. Weg was alle twijfel. Het moest Sylvester wezen, ja! Zijn toon roerde Justus. Zijn vriendelijk ernstige trekken deden in hem herinneringen ontwaken van het verlaten huis. Justus meende sneeuw te zien op dat eerwaardig hoofd; hij meende kerstlichtjes te zien glanzen in des grijsaards goedige oogen: vóór hem, aan den zilverblauwen hemel, outrolde zich een visioen van ijs en schaatsenrijders, baanvegers en warme melk, door twee kokospalmen omlijst. Hier zat hij, in den luwen tropischen nacht van dezen eersten dag des jaars: Sylvester de genius der noordsche huislijkheid, der wintersche poëzie. Hier zat hij en schommelde zich.

>Ik heb mijn marsch volbracht. Ik zag hier licht, en goede dingen op de tafel. Laat mij hier een weinig rusten." Zóó sprekende, greep de oude de flesch, schonk zich een boordevol glas in, en ledigde het met toewijding. >> Kom," vervolgde hij: »wij willen, zoo 't u wèl is, het gesprek van daar even samen voortzetten."

» Welk gesprek, hoogwaardige? Over wat?"

>Over de koloniale politiek immers, die u en uwe vrienden zoo in vuur bracht. Ik mag die praat wel eens een enkel maal, bij een glas en onder vier oogen."

« السابقةمتابعة »