صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

Jhr. J. W. Ploos van Amstel.

Te Zorgvliet aan den Amstel werd op den laatsten dag van 1878 een man begraven, in wien de Koning een zijner trouwste onderdanen, het Vaderland een zijner edelste zonen, en Indië een zijner warmste vrienden verloor.

Die man was Jhr. J. W. Ploos van Amstel, Consul-Generaal der Nederlanden voor Australië, Nieuw Zeeland en Tasmanië.

Een en vijftig jaar geleden werd hij geboren. Niet lang dus was zijn 'leven; maar werkzaam, nuttig en veelbewogen was het.

Het grootste gedeelte bracht hij in het buitenland door. Op jeugdigen leeftijd reeds verliet hij de ouderlijke woning, om zich bij een der aanzienlijkste handelshuizen te Bremen voor zijn volgende loopbaan te bekwamen, en in Nederland teruggekeerd, gevoelde hij een onweerstaanbaren aandrang, om in den vreemde de verkregen kennis uit te breiden en vrucht te doen afwerpen. Het ontwakende en veelbelovende Australië trok sinds 1850 de aandacht van geheel Europa tot zich; daarheen dreef ook hem de kloeke ondernemingsgeest. Weldra had hij te Melbourne een handelshuis gevestigd, eerst onder de firma Lange & Floos van Amstel, later onder de firma J. W. Ploos van Amstel & Co., en ten spijt van vele moeilijkheden, gevolgen vooral van het gistingsproces, waarin de jeugdige kolonie verkeerde, schiep hij zich een maatschappelijke positie, die hem in de rij der aanzienlijkste ingezetenen een plaats verzekerde. Geëerd en gevierd, vol hoop en vol geestkracht kwam hij vele jaren later, op een der dagen van December 1877, in zijn vaderland terug, met den wensch en het voornemen om na eenigen tijd opnieuw zijn werkkring in Australië te aanvaarden. Het werd anders beslist. Niet weder zou hij zijn geboorteland verlaten. Op zijn reis naar Nederland, toen hij voor de tweede maal Java bezocht, werd hij te Batavia door een tongziekte aange

tast. In het huis van zijn vriend, den Hr. A. J. W. van Delden, zorgvuldig verpleegd, herstelde hij echter, en alle gevaar scheen geweken. Bij zijn aankomst in Nederland leed hij aan maagziekte en jicht; een badkuur in den zomer van 1878 te Vichy ondergaan, zou de verloren kracht hergeven, hoopte men; in Augustus evenwel openbaarden zich de verschijnselen van kanker in de tong, en na maanden deerniswaard geleden te hebben, verloor hij aan die ziekte een andere Vreeselijke Onbekende! den 27en December het leven.

[ocr errors]

Dat was het tragische einde van die loophaan, die in menig opzicht zoo schitterend was en zoo gelukkig. Maar ook in menig opzicht zoo nuttig.

De Heer van Amstel behoorde tot die Nederlanders, die in den vreemde hun laud tot een eere zijn. Hij nam in de handelskriugen een aanzienlijke positie in: hij had zich die veroverd door zijn kennis, ijver en rechtschapenheid. Hij werd als ingezetene van Melbourne door zijn medeburgers gevierd: hij toonde ondubbelziunig belangstelling in het welzijn der kolonie, waarin hij leefde en werkte, en wanneer de personen werden genoemd, aan wie het Zeemanshuis, dat in 1862 te Melbourne tot stand kwam, dure verplichting had, of de mannen, die aldaar een vereeniging voor het verleenen van hulp aan drenkelingen in 't leven riepen, dan, en bij het beschrijven van de lotgevallen van zoo menige andere instelling van algemeen nut, kon de naam van Jhr. J. W. Ploos van Amstel niet verzwegen worden. Den gewichtigen post van Consul-Generaal bekleedde hij, maar dat hij in Australië een grooten invloed uitoefende was bovenal aan zijn persoonlijkheid te danken. Meer dan het Consulaat hem verheffen kon, verhief hij het Consulaat. Hij verhief het door de onafhankelijkheid van zijn positie, door zijn deelneming in de publieke zaak, door de beschaafdheid van zijn vormen, de helderheid van zijn hoofd, de minzaamheid, den eenvoud en de degelijkheid van zijn karakter.

Wij weten, waarvoor hij zijn invloed het liefst aanwendde. Hoeveel goeds hij in het buitenland ook vond, hij bleef voor alles Nederlander. Hij was met hart en ziel aan zijn koning en land gehecht. De bezoldiging welke hem als Consul-Generaal was toegekend, was ter nauwernood voldoende om het schrijfloon voor het copieëren van zijn officieele correspondentie te betalen, maar in waakzaamheid en werkzaamheid voor de belangen van Nederland en Indië beschaamde hij menigeen, wien de staatsdienst weelde aanbrengt. Op zijn verstandigen aandrang vertoonde spoedig na zijn benoeming tot Consul in 1859 een Nederlandsch oorlogschip in de haven van Melbourne onze vlag, en de ontvangst, welke hij aan de Djambi bereidde, gedenken nog velen met genoegen. Van Juli tot October 1871 maakte hij met

Z. M. stoomschip Curaçao, Commandant Jhr. Bowier, een reis langs Australie's Oost- en Noordkust, en het verslag van dien gewichtigen tocht was de ongemeen groote belangstelling, welke het ondervond, ten volle waardig. Zijn uitvoerige Consulaire jaarrapporten waren modellen van nauwgezette en onverdroten voorlichting De verbinding van Java en Australië door stoomvaart was de bekroning ook van zijn volhardend streven. Zijn talrijke pogingen om in Nederland een wolmarkt te verkrijgen, verdienen, al zijn ze vergeefsch geweest tot heden, met lof vermeld te worden. Door zijn beleid volle bemoeienis werd de netelige quaestie van de grensregeling betreffende het Nederlandsche gebied van Nieuw-Guinea vreedzaam en zonder eenige vernederende concessie aan Engeland opgelost. Gedurende den oorlog met Atsjin moest Australië bij herhaling in de behoeften van onze troepen voorzien geen moeite was hem te groot, om de menigte bevelen en tegenbevelen der Indische Regeering met den meesten spoed en op de haar minst bezwarende conditiën uit te voeren, en het bezoek van twaalf dagen, dat hij in October 1878 aan Noord-Sumatra bracht, was een nieuw teeken van zijn vaderlandslievende belangstelling. Wij beschrijven niet, wij schetsen slechts. Wij sommen niet alles op, wij wijzen slechts hier en daar een verdienstelijke daad.

De Regeering verhief hem in 1866 tot Consul-Generaal, en de Ridderorde van den Nederlandschen Leeuw en het Commandeurskruis der Luxemburgsche Orde van de Eikenkroon waren andere treffende bewijzen van haar waardeering. Z. M. de Koning ontving hem in 1873 voor eenige dagen als gast op het Loo, schonk hem weinig tijd later HDs. photographisch portret, waaronder de Vorst zelf eenige vereerende regelen had geschreven, en bewees hem in 1878 dat de welwillende herinnering nog voortduurde. Al deze onderscheidingen behooren tot die handelingen, welke zoowel hem, die ze bedrijft, als hem, die ze ondervindt, verhoogen.

De deelneming, welke Z. M. de Koning, aanstonds na het ontvangen van de doodstijding, den achtergebleven bloedverwanten betuigde, vindt weerklank zeker bij ieder die het voorrecht had, Jhr. J. W. Ploos van Amstel te kennen. Er zal in Australië, Indië en Nederland door velen oprecht rouw bedreven worden over dezen doode.

Koloniale litteratuur.

CRITISCHE OVERZICHTEN.

Bulla Ineffabilis" in de Nederlandsche en Vriesche talen, benevens de Bepaling van het Leerstuk der Onbevlekte Ontvangenis in de talen der Oost- en West-Indische Koloniën, en in de voornaamste NoordNederlandsche dialekten.

Amsterdam, C. L. VAN LANGENHUYSEN, 1878, gr. 4o. (20 exemplaren).

Door den Eerw. Heer Sire, Directeur van het Seminarie S. Sulpice te Parijs, werd, als eene hulde aan Pius IX, uitgelokt de overzetting in 400 talen en dialecten van de Bulla Ineffabilis, waarbij de stelling dat Maria zonder erfschuld ontvangen en ter wereld gekomen is, verklaard wordt een leerstuk der Katholieke Kerk te zijn. Elke vertaling of groep vertalingen is geschreven of gedrukt naar den calligraphischen stijl van elken landaard, en met teekeningen toegelicht: landschappen, monumenten, costumes, wapens, terwijl de boekbanden de kenmerken der nationaliteiten dragen. Zoo ook de Nederlandsche band, die, rijk versierd, bezorgd werd onder de leiding van mevrouw H. J. Diert van Melissant, geb. van Sonsbeeck, en met medewerking van den heer J. A. Ablerdingk Thijm

Hier ter plaatse behoeft slechts aangeteekend, dat de vertaling der definitie in het Javaansch en in het Maleisch bezorgd werd door den Eerw. G. Fâvre, en herzien door Prof. Dr. Pijnappel; die in het NegerSpaansch onzer West-Indiën door Mgr. J. J. Putman, en die in het Neger-Engelsch door Mgr. S. H. A. Meerkens, met medewerking van Pr. J. R. A. van Mens. Deze vertalingen werden versierd, wat Ned. Indië betreft, met het wapen dezer kolonie en teekeningen van den tempel van Bôrô-Boedoer en van een groep inboorlingen; en bij die in de beide laatstgenoemde talen ziet men twee inboorlingen, 't wapen van Suriname dragend, eene teekening, Curaçao voorstellende, ter linkerzij een missionaris, de »blijde boodschap" verkondigende, en ter rechterzij een planter.

Het werk, waarvan wij den titel hierboven afschreven, is éen van

de 20 bestaande exemplaren, waarin slechts de teksten der vertalingen in de verschillende dialecten en talen zijn afgedrukt met de inleiding in de Fransche taal van den heer J. A. Alberdingk Thym. W.

Nieuwe Handatlas der aarde in haren tegenwoordigen toestand. In twee en dertig kaarten. Geheel herzien door A. VAN OTTERLOO.

Leiden, D. NoOTHOVEN VAN GOOR. 1878, folio.

Onlangs verscheen de achtste vermeerderde druk van dezen Handatlas van H. Frijlink. Bestaat de uitgave uit 16 afleveringen, ieder à 0,50, de daarin voorkomende kaarten 23, 24 en 25, 30 en 31 hebben betrekking op Nederlandsch Oost-Indië, Britsch-Indië, China en Japan, Australië of Polynesie en het vasteland van Australie of Nieuw-Holland. De kaart van ons Indië is volgens de laatste wijzigingen bijgewerkt. De kleine Soenda-eilanden, de residentiën Riouw, Banka, Amboina, de Banda-eilanden, Ternate en Tidor, Batavia en omstreken zijn er op groote schaal bijgevoegd. Java met Madoera en andere er toe behoorende eilanden is naar de nieuwste kaarten bewerkt. De kaart van Britsch-Indië is geheel nieuw en bewerkt naar de tegenwoordige indeeling met de Straits-Settlements; de voornaamste spoorwegverbindingen zijn tot op dezen tijd opgegeven.

Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, gevestigd te Amsterdam. Deel III, No. 4. Amsterdam, C. L. BRINKMAN. 1878, 4o.

Zeer onlangs verscheen deze nieuwe aflevering van het reeds zoo gunstig bekende orgaan van het Aardrijkskundig Genootschap Zij is lijviger dan een harer voorgangsters, en daarbij niet minder rijk van inhoud. Onder de daarin voorkomende opstellen mogen wel bijzonder de aandacht trekken de »Mededeelingen omtrent de topographie van een gedeelte der Padangsche Bene len- en Bovenlanden, door J. L. Cluijsenaer". Zij waren door den Schrijver gesteld ter toelichting van een kaart, welke gevoegd was bij een Rapport betreffende spoorwegaanleg in de Padangsche Bovenlanden, in Maart 1876 aan den Gouverneur-Generaal aangeboden. Naar des Schrijvers eigen getuigenis verwachte men hier geen boeiende schets van land en volk, evenmin een uitvoerige beschrijving der vele aangrijpende natuurtooneelen van de schoone Padangsche Bovenlanden; men heeft zich slechts bepaald tot een schets van het relief van het land, zooals men het heeft leeren kennen, terwijl de verschillende gegevens grootendeels ontleend werden aan officieele rapporten, en overigens, voor zoover de herinnering strekte, aangevuld. Een viertal kaarten verhoogt de waarde van dit opstel: een schets van de Indragirie, een schetskaart van de monden der

« السابقةمتابعة »