صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

Varia.

EEN NIEUWE MINISTER.

Het bericht, dat de Heer van Rees minister van koloniën geworden is, zal in Indië over het geheel geen gunstigen indruk maken.

Men heeft gezegd, dat de ambtenaar van Rees niet populair was, omdat hij niet naar populariteit streefde. Daarover zullen wij hier niet oordeelen.

Men heeft ook gezegd, dat zijn impopulariteit uitsluitend hieraan toegeschreven moet worden, dat hij steeds het algemeen belang beoogde. Wij noemen dat een beschuldiging tegen Indië, welke men niet verantwoorden kan.

Niet hetgeen den Heer van Rees op goede gronden toekomt, poogt de publieke opinie hem te ontpleiten: zij weigert alleen het betwistbare als bewezen aan te nemen. Allen erkennen zijn bekwaamheid, scherpzinnigheid en wilskracht, maar ten aanzien van eenige andere gewichtige hoedanigheden loopen de meeningen ver uiteen.

En daarvan kan men zich onder de inlanders niet minder dan onder de Europeanen overtuigen, en zoo was het onder de laatsten reeds tien en vijftien jaar geleden, dus reeds lang voordat de invoering van nieuwe belastingen en de intrekking van de strafbepaling tegen het willekeurig verbreken van dienstovereenkomsten ter sprake kwamen.

De benoeming van dezen Minister zal de ontevredenheid der IndoEuropeanen zeker niet doen afnemen, en het vertrouwen der inlandsche bevolking stellig niet vergrooten. Zij is, vooral in de tegenwoordige tijdsomstandigheden, een politieke fout.

Natuurlijk hopen wij, dat de uitkomst ons in het ongelijk stelle. Wij zullen ons haasten te erkennen, dat Kroon en land door deze benoeming een goede dienst bewezen is, zoodra de daden van den nieuwen Minister of vertrouwbare berichten uit Indië daartoe reden geven.

DE HANDELSBEWEGING IN NEDERLANDSCH-INDIË

Gedurende de jaren 1878 en 1877 werd op Java en Madura ontvangen aan:

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small]

1878 vergelijkende met de onmiddellijk voorafgaande drie jaren, vindt men, dat in 1878:

f 660737.26 minder ontvangen werd dan in 1877;

> 626532.78/2

» 311538.53

[merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Alleen op de Buitenbezittingen neemt men eenigen vooruitgang waar. Het officieele Indische nieuwsblad meldt:

>Gedurende de eerste elf maanden van 1878 en 1877 werd in de bezittingen buiten Java en Madura ontvangen aan:

[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Ook hier het jaar 1878, '76 en '75 vergelijkende, krijgt men deze

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small]

Groote, toenemende malaise kenmerkt den handel, zoodat de Handelsvereeniging te Batavia in haar prijscourant van 19 Januari terecht klaagde: »Waaraan de Europeesche handel en nijverheid het verdiend hebben, om, met uitzondering van andere ingezetenen, aan een ipkomstenbelasting, zóó hatelijk in vorm, zóó onbeperkt in omvang, te worden onderworpen, moet buiten onderzoek blijven, maar zeker is het dat deze maatregel handel en nijverheid in nieuwe moeielijkheden

brengt, waarvoor het oogenblik, uit welk standpunt ook beschouwd, al zeer slecht gekozen is."

Sedert meldden de mailberichten, dat er onder den reeds zoo schralen veestapel een vreeselijke ziekte is uitgebroken : met de meeste zekerheid, verklaren de gouvernements-veeartsen, werd geconstateerd, dat die ziekte de runderpest of veetyphus is!

EEN ADRES OVER EEN NIEUWE BELASTING.

Het voornemen om de Indo-Europeanen zwaarder te belasten wordt door gebrek aan beleid bij de Indische Regeering op zeer hinderlijke wijze uitgevoerd.

De verbittering neemt dientengevolge toe.

Het volgend adres geeft daarvan eenig denkbeeld;

Aan Zijne Excellentie

den Gouverneur-Generaal van Nederl.-Indië, enz. enz. enz.

Geven met den meesten eerbied te kennen de ondergeteekenden, allen handelaren te Batavia, dat in de Javasche Courant van 31 December 1878 door de Regeering zijn afgekondigd twee ordonnantiën, volgens welke voor geheel Nederlandsch-Indië, met uitzondering van enkele gedeelten, te beginnen met 1.Januari 1879 voor de eerste maal zullen worden ingevoerd twee geheel nieuwe, tot hiertoe nog ongekende belastingen, als:

1o. een personeele belasting voor Europeanen en vreemde Oosterlingen, geheven tot een bedrag van:

a. 5% over de huurwaarde van woonhuizen,

b. 2% over het meubilair;

2o. een inkomstenbelasting, onder den naam van patentbelasting, verbindend alleen voor Europeanen,

met uitzondering van de landsdienaren. en geheven tot een bedrag van 2% voor alle uit handel, landbouw en nijverheid verkregen inkomen.

Zijnde bij een vroegere verordening van Staatsblad 1878 n°. 12 een inkomstenbelasting, onder den naam van bedrijfsbelasting, ingevoerd tot een bedrag van 2% over het inkomen van inlanders en vreemde Oosterlingen.

De eerbied, aan de Regeering verschuldigd, laat niet toe, dat de Ondergeteekenden de gewaarwordingen beschrijven, waarmede die verordeningen door hen, zij durven zeggen door de geheele Europeesche bevolking van de hoofdstad van Nederlandsch-Indië, in den oudejaarsavond van 1878 zijn ontvangen.

Al moge, volgens haar aanhef, de strekking dier verordeningen geen andere heeten dan »verbetering te brengen" in de regeling der belastingen, waardoor Europeanen worden getroffen, de Ondergeteekenden meenen,

dat het standpunt, hetwelk de Europeesche ingezetenen in de Indische maatschappij innemen, zoowel als de wijze waarop zij in het algemeen en de handelsstand in het bijzonder zich van hun verplichtingen tegenover de Regeering van Nederlandsch-Indie kwijten, aanspraak gaf op een meer onderscheidende bejegening van de zijde dezer laatste, en dat de Regeering hierdoor noch aan haar eer, noch aan haar doel zou hebben geschaad.

Als vreedzame ingezetenen en trouwe burgers hadden de Ondergeteekenden verwacht, dat de invoering van zulke veel omvattende, diep ingrijpende en zwaar drukkende belastingen als boven vermelde niet zou geschieden, zonder dat ten minste den ingezetenen van NederlandschIndië gelegenheid gegeven ware, de ontwerpen der daartoe betrekkelijke verordeningen te leeren kennen en daartegen hun bezwaren in te brengen.

In plaats hiervan vergenoegde de Regeering zich met in 1875 omtrent die ontwerpen het gevoelen van enkele Kamers van Koophandel in te winnen.

De raadpleging dier lichamen ging tevens gepaard met den uitdrukkelijken last, van hun adviezen, zoowel als de ontwerpen, geheim te houden.

Twee jaar later verkregen de Kamers van Koophandel vrijheid haar adviezen openbaar te maken; doch de Regeering zelve hield de ontwerpen voor de Indische maatschappij, die er door zou getroffen worden, verborgen tot op het oogenblik dat zij in den vooravond van den dag, waarop de belastingen in geheel Nederlandsch-Indië zouden moeten in werking treden, met hun vaststelling en afkondiging kon worden verrast. Die verrassing werd alleen voorafgegaan door een circulaire van den Officier van Justitie aan de Redacteurs der Bataviasche dagbladen, waarbij dezen eenige dagen te voren zich, namens den ProcureurGeneraal bij het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië, gewaarschuwd, zagen om niets te schrijven, wat de verbindende kracht der wetten zou aanranden of de openbaar gestelde machten kwetsen.

De Ondergeteekenden voelen diep het grievende, dat in zulken vorm van behandeling, bij het nemen van de voor hun belangen en de toekomst van Nederlandsch-Indië meest gewichtige maatregelen, gelegen is. Over den graad van waardigheid echter dier behandeling; over de achting, die zij jegens de Regeering afdwingt, outhouden zij zich van oordeel.

Door de afkondiging der ordonnantiën thans voor het eerst in staat gesteld, de met vergunning der Regeering openbaar gemaakte adviezen van de Kamer van Koophandel te Batavia daarmede te vergelijken, voelen de Ondergeteekenden evenwel zich genoopt, van hun instemming met de beschouwingen van dat handelslichaam aan de Regeering te doen blijken.

Hoe bezwarend de ingevoerde personeele belasting voor velen, vooral Voor de aan vaste en geenszins hooge inkomsten gebondene landsdienaren ook wezen mogen, zullen de Ondergeteekenden als handelaren daarover niet klagen, dewijl de toestand der Indische financiën, ten gevolge van den langen duur van den oorlog met Atsjin, bij dien van vorige jaren ongunstig afsteekt, en zij den plicht begrijpen en erkennen

der ingezetenen, om uit hun middelen bij te dragen tot bestrijding van de kosten der staatszorg. De gezindheid en trouw der Europeesche ingezetenen zouden daarom ook worden miskend, indien hun vooringenomenheid tegen de hun opgelegde nieuwe lasten wierd uitgelegd als een blijk, hoe zij verlangen boven de inlandsche bevolking en boven de inwoners van Nederland van offers aan de schatkist in het algemeen belang te worden vrijgesteld.

Naarmate het aan te minder twijfel onderhevig is, dat de slechte staat van 's lands financiën het best verholpen wordt door de ontwikkeling van handel, landbouw en nijverheid, meenen de Ondergeteekenden het in dubbele mate te mogen wraken, dat in een tijd, die voor het mildelijk vloeien van die bronnen van volkswelvaart reeds zeer ongunstig is, de Regeering in den maatregel, om haar nog meer te verstoppen, en den toegang daartoe te moeilijker te maken, het middel meent gevonden te hebben voor bevrediging van haar behoeften.

Met nadruk komen de Ondergeteekenden uit dien hoofde op tegen die andere belasting, waardoor het inkomen, uit arbeid alleen verkregen, voortaan onderworpen is aan een vermindering met twee ten honderd, en dit onder voorwaarden, die den belastingschuldigen slechts de keus laten van òf al hun verrichtingen, betrekkingen en boeken tegelijk met hun geheelen geldelijken toestand bloot te leggen, of met de meest willekeurige en buitensporige schattingen van onkundigen genoegen te nemen, zonder dat van de beslissingen der Commissiën van aanslag, waarin 's lands gedienstigen de grootste stem zullen hebben, eenig hooger beroep vergund is.

Met zekeren schijn van welwillendheid bepaalt wel art. 16 der ordonnantie op de dusgenoemde patentbelasting, dat op plaatsen, waar Kamers van Koophandel gevestigd zijn, drie door haar voorgedragen personen in de Commissien van aanslag zullen zitting hebben, doch de Kamer van Koophandel te Batavia bleek beter dan de Regeering met de behoeften en belangen van handel, landbouw en nijverheid bekend te zijn, toen zij reeds in haar advies van 31 December 1875 verklaarde, dat zoo min als de handelaren genegen zijn zouden aan lieden, op wier discretie geen staat kon gemaakt worden, de uitkomsten hunner winst- en verliesrekening open te leggen, geen hunner ook zich met de inquisitoriale taak zou willen belasten, die aan de Commissiën van aanslag was toegedacht.

De Ondergeteekenden, die niet verlangen hun geheimen, noch die der handels-vennootschappen of inrichtingen, waarmede zij, hetzij in Nederland, hetzij in den vreemde, in betrekking staan, te openbaren, wenschen ook niet in de gelegenheid gesteld te zijn, die van anderen te leeren kennen. Uit den aard van hun werkkring en van hun verplichtingen tegenover anderen, kunnen zij, zooals de Ordonnantie zulks verlangt, geen aangifte doen van hun inkomen, noch van de door hen opgenomen kapitalen, noch van de bij hen in dienst zijnde Europeanen en hun bezoldigingen, maar ook evenmin zitting nemen in eenige Commissie van aanslag.

De Ondergeteekenden begrijpen zelfs niet, hoe de Regeering, wie het gewicht van den eed toch niet onbekend kan zijn, heeft kunnen

« السابقةمتابعة »