صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

zonder weinig roemrijke gebeurtenissen uit de donkerste dagen van het cultuurstelsel te herhalen. Daarmede is alles gezegd.

Aan het einde van zijn lezenswaardige studie spreekt de schrijver de meening uit, dat Baud, leefde hij thans nog, de eerste zou zijn, om, zich rekenschap gevende van de veranderde omstandigheden en van de toenadering der partijen, den blik niet al weeklagend naar het verleden, maar met mannelijken moed naar de toekomst te richten.... »Zijn leven en werken mogen in het bijzonder den conservatieven tot een voorbeeld strekken. Zij bevestigen ook op koloniaal terrein de woorden van den Franschen schrijver: »Le vrai conservateur doit être par cela même dévoué aux doctrines libérales. Un système conservateur qui n'est pas en même temps un système libéral, c'est une contradiction. et un nonsens."

Goede woorden! Maar begaat de Heer van Goltstein, door ze te onderschrijven, geen inconsequentie? Wij hoorden hem straks met minachting spreken van doctrinaire bezwaren, en nu beroept hij zich op een auteur, die een dergelijke minachting afkeurt, ja, den e sch stelt, dat men zal zijn dévoué ten aanzien der doctrines libérales! En waartoe moet dat dévouement al zoo leiden!

De doctrines libérales" vorderen zeker ijver voor rechtvaardigheid en vrijheid. Bijgevolg zullen naar de uitspraak van onzen Franschen schrijver, en ook van den Heer van Goltstein, liberalen en conservatieven alle onrecht en dwang uit onze koloniale politiek moeten weren. Maar wat wordt er dan onder anderen van de gedwongen koffiecultuur? Zij vooral is dan veroordeeld.

Varia.

REGLEMENT VOOR HET GROOT-AMBTENAARSEXAMEN.

Bij besluit van den 17den Maart jl. heeft de Minister van Koloniën het Reglement op het examen, voorgeschreven in Art. 4 van het Koninklijk besluit van 10 September 1864 (Indisch Staatsblad No. 194), houdende vaststelling der verordening op het benoemen van ambtenaren bij den burgerlijken dienst in Nederlandsch-Indië, andermaal gewijzigd.

Tot het examen worden voortaan blijkens Art. 1 toegelaten :

1o. zij, die verkeeren in het geval, bedoeld bij artikel 14 van het Koninklijk besluit van 10 September 1864 (Nederlandsch Staatsblad N°, 93, en Indisch Staatsblad No. 194);

2o. zij, op wie toepasselijk zijn de artikelen 3 en 5 van het Koninklijk besluit van 23 Juni 1871 (Nederlandsch Staatsblad No. 72 en Indisch Staatsblad No. 117);

3o. zij, die in het bezit zijn van een der vereischten, omschreven in II, artikel 5 van het Koninklijk besluit van 12 Mei 1878 (Nederland Staatsblad No. 73 en Indisch Staatsblad No. 196.)

Art. 2, dat inhoudt wat hun, die zich voor een examen willen aanmelden, te doen staat, bepaalt thans onder anderen:

Wie een diploma van geëxamineerd en beëedigd landmeter bezit, is verplicht dit te voegen bij de door hem overgelegde stukken."

Vroeger was het bijvoegen der landmetersdiploma's facultatief: >> wie een diploma van geëxamineerd en beëedigd landmeter bezit," zoo heette het toen, kan dit bij de door hem overgelegde stukken voegen."

Verder is de mede tot Art. 2 behoorende volzin:

Wanneer van rijkswege het onderwijs in andere in Nederlandsch-Indië inheemsche talen dan Maleisch of Javaansch wordt gegeven, en de cand idaat verlangt in stede van het Javaansch in eene zoodanige taal te worden

geëxamineerd, voegt hij ook de aanwijzing daarvan bij de bedoelde kennisgeving." (De kennisgeving nl. dat hij examen wenscht te doen.)

verkort tot:

De kennisgave houdt tevens in de aanwijzing, in welke der inlandsche talen de candidaat examen wenscht af te leggen."

Art. 5 heeft drie veranderingen ondergaan. Ten eerste is deze zin weggelaten:

De tijd, voor het afnemen van het examen in elk vak bestemd, is aan de examineerende subcommissie overgelaten, doch mag voor het schriftelijke onderzoek dien van 11⁄2 uur, voor het mondelinge dien van 1⁄2 uur niet overschrijden."

Ten tweede zijn in de bepaling:

>>Bij het mondeling examen is behalve het lid, dat het examen afneemt, minstens nog één lid der subcommissie aanwezig",

tusschen minstens nog één lid der subcommissie" en aanwezig" de woorden: »of, bij verhindering, een ander lid der Commissie" ingeschoven.

Ten derde is bij het voorschrift:

»Aan de candidaten wordt de keus gegeven tusschen twee schriftelijke opgaven,"

een restrictie gevoegd, zoodat het nu luidt:

Behalve in de talen, wordt aan de candidaten de keus gegeven tusschen twee schriftelijke opgaven."

Art. 6 had dezen inhoud:

>> Bij het examen worden als afzonderlijke vakken, waarvoor afzonderlijke subcommissien moeten worden benoemd, de volgende aangenomen :

1o. de geschiedenis van Nederlandsch-Indië;

2o. de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië;

3o. de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken van Nederlandsch-Indië;

4o. de kennis der staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië, speciaal ook der wetten en verordeningen betreffende de comptabiliteit, het financiewezen en het belastingstelsel;

5o. de Maleische taal;

6o. de Javaansche taal of in hare plaats eene andere in NederlandschIndië inheemsche taal, waarin, volgens artikel I, § a, van het Koninklijk besluit van 23 Juni 1871 (Staatsblad No. 72), examen kan worden afgenomen, zoodra het onderwijs in zoodanige taal van 's Rijks wege wordt gegeven, en wanneer de candidaat daaraan de voorkeur geeft boven het examen in het Javaansch."

In het gewijzigd Reglement komt het eerste gedeelte tot 4°. onveranderd voor; verder luidt het:

4o. de kennis der staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië;

5o. de Maleische taal;

6o. de Javaansche taal.

7o. iedere andere in Nederlandsch-Indië inheemsche taal, waarin volgens II, Art. 4. 5. van het Koninklijk besluit van 12 Mei 1878 (Indisch Staatsblad 196), examen kan worden afgenomen."

In dat Art. 4b. 5°. staat:

»de Maleische of Javaansche taal ter keuze van den belanghebbende, aan wien de bevoegdheid wordt gelaten om in beide talen examen af te leggen en in iedere andere in Nederlandsch-Indië inheemsche taal, wanneer daarin aan eenige Rijks-, gemeente- of bijzondere instelling in het land, waar het examen wordt afgenomen, onderwijs wordt gegeven, of waarin ter beoordeeling van Onzen Minister van Koloniën, dan wel van Onzen GouverneurGeneraal van Nederlandsch-Indië, onder voldoende waarborgen examen kan worden afgenomen.

Van het voldoende afgelegd examen wordt den geëxamineerde een getuigschrift uitgereikt, waarin de in elk vak behaalde punten worden vermeld en dat geldt als bewijs van benoembaarheid.

Kennis van het landmeten en waterpassen, gebleken uit het bezit van een in Nederland of Nederlandsch-Indië krachtens de bestaande of nader vastte stellen verordeningen verkregen diploma van geëxamineerd en beëedigd landmeter, strekt den candidaat tot aanbeveling voor plaatsing bij het binnenlandsch bestuur. Van het bezit van zoodanig dipioma wordt op het getuigschrift, in de vorige zinsnede bedoeld, aanteekening gehouden.

Voldoend afgelegd examen in de Javaansche taal strekt den candidaat tot aanbeveling voor plaatsing bij het binnenlandsch bestuur op Java."

Art. 9 van het oude Reglement zegt:.

De candidaat wordt afgewezen, wanneer het gezamenlijk cijfer voor de vakken, in art. 6, sub. 1-4 vermeld, minder dan twintig bedraagt, of wanneer in één dier vakken, onverschillig welk, geen hooger dan twee is verkregen.

Hij wordt ook afgewezen, wanneer hij in de vakken, sub. 5 en 6 vermeld, niet te samen tien behaalt, of wanneer het aantal punten in een dier vakken minder dan vier bedraagt.

In alle andere gevallen wordt hij geacht een voldoend examen te hebben afgelegd."

Daarvoor treden deze twee artikelen in de plaats:

Artikel 9. Het examen wordt geacht voldoende te zijn afgelegd, indien voor elk der volgende vakken, namelijk:

de geschiedenis van Nederlandsch-Indië,

de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië,

de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken van NederlandschIndië,

de kennis der staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië,

de Maleische of Javaansche taal,

het cijfer 5 of een hooger is toegekend.

De candidaat wordt afgewezen, zoo het gezamenlijk aantal punten voor vijf verplichte vakken (daaronder begrepen de vier altijd verplichte en verder van de Maleische en Javaansche talen, die, waarin bij het examen het hoogste cijfer werd verkregen) 20 of minder bedraagt.

Hetzelfde geschiedt, wanneer hij in één of meer dier vakken volslagen onkunde heeft getoond, ongeacht de uitkomst van het examen in de andere vakken.

In alle andere gevallen wordt door de Commissie beraadslaagd over de toelating van den candidaat.

Bij staking der stemmen wordt het examen geacht voldoende te zijn. Artikel 10. Voor ieder examen in de Maleische of Javaansche taal wordt het aan den candidaat toegekend cijfer, mits dit drie of meer bedrage, voor het volle bedrag gevoegd bij het aantal punten, door hem voor de overige vakken verkregen.

Hetzelfde geldt voor de examens in andere in Nederlandsch-Indië inheemsche talen, doch alleen wanneer deze met voldoenden uitslag zijn afgelegd, terwijl voor ieder niet voldoende kennis in die vakken niets wordt bijgeteld."

In art. 11 van het vroegere Reglement, handelende over de getuigschriften, na afloop van het examen uit te reiken, las men:

»De afgewezene kan mede, op zijn verzoek, van den Secretaris der Commissie mededeeling van den uitslag van zijn examen in ieder vak verkrijgen." In het nieuwe Reglement is dit voorschrift imperatief:

»Zoowel de geëxamineerde die toegelaten is, alsook hij die afgewezen werd, ontvangt van den Secretaris der Commissie mededeeling van den uitslag van zijn examen in ieder vak."

Het »Programma van de vereischte kundigheden" was volgens het oude Reglement:

lo. De geschiedenis van Nederlandsch-Indië."

»Kennis in groote trekken, van de lotgevallen der volksstammen, die den Indischen Archipel bewonen, van de voornaamste feiten, die betrekking hebben op de vestiging en uitbreiding van het Nederlandsch gezag in. dien Archipel, en meer bijzonder van de lotgevallen van Nederlandsch-Indië sedert het bestuur van den maarschalk Daendels."

20. De land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië.”

Kennis van de ligging en de natuurlijke gesteldheid der voornaamste eilanden-groepen, van de ligging der voornaamste wateren en gebergten, van de voortbrengselen, voornamelijk der stapelproducten, van de hoofdtrekken der administratieve indeeling, van het voorkomen, de zeden en den maatschappelijken toestand der bevolking."

3o. De godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken van Nederlandsch-Indië."

[ocr errors]

» Kennis der voornaamste voorschriften van den Islam, zoowel met betrekking tot de godsdienstige verrichtingen, als tot het publiek en burgerlijk recht, speciaal ook tot het huwelijks- en erfrecht."

»Kennis van de voornaamste afwijkingen van den Islam en de instellingen en gebruiken zijner belijdenis in den Indischen Archipel."

»4o. De Staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië.”

»Bekendheid met de voornaamste bepalingen van het Regeeringsreglement, van de overige organieke wetten en algemeene verordeningen, uit de Grondwet en het Regeeringsreglement voortvloeiende, en van de voornaamste bepalingen betreffende de verschillende takken van administratie; speciaal ook kennis der wetten en verordeningen betreffende de comptabiliteit, het financiewezen en het belastingstelsel; alles in zijn ontstaan en ontwikkeling." #50. De Maleische taal."

Vaardigheid in het vertalen van een niet te moeielijk stuk in proza, uit het Maleisch in het Nederlandsch; eenige geoefendheid om zich in de Maleische taal uit te drukken, blijkbaar door het schriftelijk vertalen van eenige gemakkelijke volzinnen uit het Nederlandsch in het Maleisch; kennis van de gronden der taal, gepaard aan eene goede uitspraak; vaardigheid om geschreven Maleische stukken en brieven van verschilende hand zonder bijzondere voorbereiding te lezen."

»6o. De Javaansche of andere inheemsche talen."

Dezelfde eischen als voor het Maleisch onder no. 5 zijn gesteld.

In het nieuwe Reglement is behouden al wat voorkomt sub. 1, 2 en 3, maar in plaats van »afwijkingen van den Islam" (sub. 3) leest

« السابقةمتابعة »