صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

van de toelage voor acht jaren Indischen dienst, f 1000 pensioen toegekend. Een le luitenant van het Indische leger, zou, indien hij om een gelijke reden den dienst verlaten had, niet meer dan f 900 ontvangen, al had hij ook twintig jaar in de tropen doorgebracht. Wanneer hij het gebruik van een zijner ledematen verloren had, zou hij niet meer dan f1125 kunnen verwachten, maar een marine-officier die door zulk een ongeluk getroffen was, zou een pensioen van f 1850 genieten. De le luitenant Comfurius, die door een vijandelijk schot blind werd, ontvangt niet meer dan f 1350; een marine-officier, die om zulk een reden den dienst verliet, zou zich in het genot van een pensioen van f 2100 verheugen. Zulk een toestand noemt de schrijver (zie het Dagblad van 11 en 12 Mei) »onbillijk, ja, ergerlijk.”

De Staten-Generaal besloten in 't laatst van 't vorige jaar, de pensioenen van de officieren der Indische Landmacht te verhoogen, en voteerden met algemeene stemmen een som, waardoor aan dien maatregel voor de subalterne officieren nog in dit jaar uitvoering gegeven kon worden. Sedert is daarvan niets vernomen. Ligt de oorzaak van de vertraging alweder in Indië? De tegenwoordige Minister, die tot het loffelijke besluit der Kamer heeft medegewerkt, verhindere, dat het nog langer een doode letter blijve! Krachtig, ook in deze zaak, op te treden, mag van Z. E. van Rees worden gevraagd.

Correspondentie-artikelen.

EEN VERKLARING VAN Jhr. Mr. H. C. VAN DER WIJCK.

Aan de Redactie van de »Indische Gids."

Het moge mij vergund zijn U mijnen dank te betuigen voor de welwillende beoordeeling mijner brochure »Onze Politiek" in het Meinummer, doch tevens mij te verzetten tegen eene onjuiste opvatting van mijnen uitval tegen de Heeren des Amorie van der Hoeven en van Gennep, die geen andere bedoeling had dan hen te herinneren aan hunne verplichting, om op andere wijze dan tot dusver geschied is voor de Indische belangen in de bres te springen, zooals zij dit zelf dan ook wel zullen hebben begrepen.

Maar niets lag verder van mijne bedoeling verwijderd, dan die Heeren aan het geheel onverdiende verwijt van geldzucht bloot te stellen. Zoo de Indische gemeente hen voor hunne pogingen als journalisten ruim beloond heeft, was dit niet in geld, maar door het in hen gestelde vertrouwen, door de eer en het aanzien dat hun tebeurt viel: voorrechten, die niet in geld te schatten zijn, maar die toch hun, wie zij tebeurt vallen, groote verplichtingen opleggen.

Met de meeste onderscheiding:

's-Gravenhage, 5 Mei 1879.

H. C. VAN DER WIJCK.

De bedenking van den Heer van der Wijck betreft deze door ons gebruikte zinsnede: »maar het gaat niet aan, te insinueeren dat de Heer van der Hoeven uit geldbejag in Indië een andere richting volgde, dan die welke hij zich hier als Kamerlid heeft gekozen, en het gaat evenmin aan, den Heer van Gennep met den Heer van der Hoeven op één lijn te plaatsen," enz. Wij meenden die insinuatie te vinden in de woorden, door den Heer van der Wijck in zijne brochure gebezigd, dat de Heeren van Gennep en van der Hoeven zoolang zij in de kolonie waren »niets verzuimden om de Indische gemeente die hen ruim beloonde te vleien, zelfs te vergoden." Wordt de zaak er nu veel beter op, wanneer men in plaats van het door ons gebruikte woord geldbejag, gunstbejag of eerbejag of iets dergelijks zet? Dir.

PROFESSOR DE GOEJE OVER HET KHALIFAAT

VAN BAGDAD.

De Oost-Indische ambtenaar ontvangt uit den aard der zaak een te beperkte opleiding, om bij hem zeer groote bekendheid met het Islamisme te veronderstellen. Veel verder te gaan, dan het college leert, is hem niet gegeven, al ware het slechts omdat hij de Arabische taal niet machtig is. Intusschen, zoowel de daar gelegde grondslag als de Islamitische omgeving, waarin hij zich in Indië voortdurend moet bewegen, maken hem, ook na het volbrengen zijner examenstudiën, vatbaar om de ontdekkingen op het gebied der Islamitische geschiedenis te volgen en, wat meer is, met belangstelling te volgen. Vandaar dat toen de Gids (ik bedoel de niet-Indische) van November jl. een opstel bleek te geven over het verval van Bagdad's Khalifaat, gretig daarnaar door hem gegrepen werd. Vooral van die geschiedenis toch ligt noch veel voor ons in het duister, en de groote aantrekkelijkheid eener beschrijving uit het land van de Duizend en Eén Nacht, zou zeker winnen, zoo dacht men, waar een bekwame hand als professor de Goeje zich er toe zou leenen. Welk een teleurstelling! Hoe waagt het een gids met gevestigden naam om ons te leiden langs wegen, die te algemeen bekend mogen worden geacht! Pas heeft de hoogleeraar Tellegen de Nederlandsche maagd opnieuw met een bevalling lastig gevallen, en hebben wij er als leerling met geduld bijgestaan, alhoewel wij meenden (bij wijze van spreken) er reeds »alles van te weten, of zie, een collega gaat dat voorbeeld op een beperkter schaal navolgen, gevende in twaalf bladzijdjes zegge twaalf!" hoofdartikel over oude zaken, met den weidschen titel: Het verval van het Khalifaat van Bagdad. »Met uitzondering," zoo o. a. leidt de Hoogleeraar zijn stukje in, »Met uitzondering van den Mekkaanschen profeet, >> wiens leven door Weil, Muir en vooral door Sprenger uitstekend >> verhaald is, en van de Arabische heerschappij in Spanje, die door >> professor Dozy zoo schoon is beschreven, had men voor de geschie»denis van dit volk alleen de compilaties van Caussin de Perceval en >> Weil en eenige verstrooide verhandelingen.'

[ocr errors]
[ocr errors]

een

Die waardeering kan volkomen juist zijn met betrekking tot de door den schrijver aangekondigde Culturgeschichte des Orients van von Kremer, maar men zou een vreemden indruk van dat werk krijgen, indien men den inhoud beoordeelde met de door de Goeje uiteengezette »ontaarding van het khalifaat tot despotisme" het onderwerp van het opstel. In het eerste het beste geschiedenisboek toch kan men vinden wat ons daarin als zoovele nieuwtjes wordt medegedeeld. Twintig jaren geleden reeds leerde Bosscha's Algemeene Geschiedenis ons in een noot (wanneer men toenmaals op school den tekst van buiten leerde, deed men als leerling zijn plicht; die al de noten mede wist op te dreunen was een kraan), hoe de Omayaden werden ten onder gebracht door de Abassiden, hoe dezen Bagdad tot residentie verhieven en hoe van daaruit wetenschap, kunst, weelde, deugd, misdaad regeerden; hoe de tirannen steun zochten bij huurlingen; hoe elders de pretoriaansche geweldenarij ook het khalifaat

verzwakte; hoe eindelijk Bagdad viel onder het verdelgend zwaard der Mongolen.

En met die korte opteekening niet tevreden, kon een geschiedwerk als het Lehrbuch der Weltgeschichte van Weber het ontbrekende ruimschoots aanvullen, terwijl professor Dozy in Het Islamisme onder de eerste Abassiden den weetgierige ten dezen zou bewijzen, dat er over het Khalifaat door dien hoogleeraar ook wel iets is ten beste gegeven: altijd meer dan professor de Goeje ons nu vertelt. Het eenige wat mijn aandacht hier heeft getroffen is de aanteekening, dat Aboe-'l-Abbas niet de Bloedvergieter mag bijgenaamd worden: men vind die blauwbaardachtige aanwijzing in alle boeken.

»De ontaarding van het khalifaat tot despotisme" heeft een algemeene oorzaak, waarvan de uiteenzetting wellicht geschikter ware, dan de beschrijving der concreete geschiedenis, indien men zich althans van de moeite wil ontslaan een boeiend verhaal te geven. De kiemen van verval zullen namelijk wel gelegen zijn in de sterke concentratie van geestelijke en wereldlijke macht, gelijk men haar in alle Mohamedaansche landen aantreft. Zoolang die macht een politiek doel heeft, zij het dan ook slechts van verovering en onderwerping, kan ze een progressief karakter dragen, en blijven de fouten aan een dergelijk bestuur eigen min of meer verborgen. Maar aan een politiek van verovering ontbreekt organiseerende kracht: hoe verder men gaat, hoe zwakker men wordt, totdat men zich wel genoodzaakt ziet om slechts voor eigen behoud te zorgen; van een voorwaartsstrevend aanvaller wordt men dus een stilstaand of achteruitgaand verdediger. Meteen beginnen dan de zwakke zijden van het bestuur toenemend voor den dag te komen. Het geestelijk gezag moet leiden, niet heerschen: het wereldlijke behoort te besturen onder de leiding, maar onafhankelijk van het geestelijke: dat is m. a. w. de gewone scheiding van theorie en practijk. Deze is het, die onophoudelijk den geest opwekt tot het streven naar hooger, waarvan dan het wereldlijk bestuur weer de vruchten trekt. Doch overal waar het geestelijk en het wereldlijk gezag samensmelt, ontstaat niet alleen dwingelandij moet ze ontstaan maar wordt ook elke organiseerende invloed, zoo op staat- als op zedekundig gebied gemist, omdat het geestelijke dan den prikkel derft, dien het, bij onze physiologische gesteldheid steeds noodig heeft, om opgewektheid te behouden voor voortgezette ontwikkeling: en die stilstand is, gelijk Dozy opmerkt: een groote ramp, want voortdurende > ontwikkeling is de taak, die aan het menschdom gesteld is; stilstand > is doodend, en stilstand is ongelukkig het grondbeginsel van 't >> Islamisme."

Dat stilstaand karakter kan trouwens in iederen godsdienst worden. aangewezen, maar dáárom is het bij het Islamisme zoo noodlottig, wijl door de vereeniging van het geestelijk en wereldlijk gezag, dit laatste geen gelegenheid vindt zich in weerwil en tegen den godsdienst in te ontwikkelen, gelijk men dit wel in de Christelijke staten aantreft, die zich dientengevolge al meer en meer van het godsdienstig gezag hebben verwijderd.

De khalifen van Bagdad, als hoogste rechters op wereldlijk en zedelijk gebied, daalden al lager, zoodat ook de grooten hunner, als

toonbeelden van zedelijkheid en reir heid, zelfs volgens de begrippen dier dagen, niet mogen geroemd worden. Daardoor is de geschiedenis van Bagdad's Khalifaat geworden een verschrikkelijke geschiedenis van moord en ontucht, tooneelen die nochtans zijne barden smakelijk genoeg vonden, om zelfs voor den vorst der geloovigen de » Knabenliebe" te bezingen. Die ongebonden woestheid, dikwerf voor het oog verzacht door maatlooze weelde, is de stift van den historieschrijver wel waard, en met de daardoor opgewekte illusie is zeer zeker 's lezers onwil vergeeflijk, wanneer men hem niettemin Bagdad's verval uiteenzet met een paar dorre bladzijden uit een pas verschenen Culturgeschichte. Met zulk een behandeling kan men des noods vrede hebben, wanneer men eenvoudig zeker werk wil aankondigen, niet wanneer men den aanloop neemt om eene geschiedenis te beschrijven.

Professor de Goeje houde deze opmerkingen van een leergierige ten goede!

Magelang, 18 Maart 1879.

P. H. VAN DER KEMP.

EEN TOELICHTING VAN MR. LEVYSSOHN NORMAN.

Mijnheer de Redacteur!

Den Haag, 9 Mei 1879.

In het Overzicht, dat in het Meinommer van de Indische Gids gegeven wordt van het in de Vragen des Tijds verschenen artikel van den Heer K. W. van Gorkom, over de toepassing en werking der Suikerwet van 1870, wordt o. a. gezegd:

»De contracten gelasten in art. 5, dat de fabrikant de voor den >> aanplant benoodigde stekken, alsmede de meststof, indien hij bemes»ting mocht verlangen, zelf te leveren heeft op plaatsen door het bestuur >aan te wijzen. Het voorschrift is duidelijk. Toch werd den 15 Mei >>1871 (lees: 1872) door den Heer Levyssohn aan de hoofden van » gewestelijk bestuur bekend gemaakt, dat de ondernemer alleen dan >>voor stekken had te zorgen, wanneer hij andere stekken wenschte, >>dan die, welke afkomstig waren van zijn eigen plantsoen. Ten bate >> der fabrikanten werden daardoor de inlanders bezwaard. Hier en >> daar hadden de ondernemers met de cultuurplichtige bevolking reeds »de overeenkomst gesloten, dat zij de stekken zou leveren en daarvoor >> van den fabrikant f 4 à f5 per bouw zou ontvangen, en die prijs >>was waarlijk niet te hoog. Nu ontging die vergoeding aan de be>>volking. Een paar ton gouds minder dan waarop hij recht had trok »de inlander."

Tot juistere appreciatie van de hier besproken zaak en van de daaromtrent door de Regeering genomen nadere beschikking moge het volgende strekken.

Bij de uitvoering der Suikerwet lag het geenszins in de bedoeling, om eenige verandering te brengen in de vanouds bestaande usantie, dat de rietplanters de voor het nieuwe plantsoen benoodigde stekken

« السابقةمتابعة »