صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

dat die producten gevoelig in waarde verminderen; een zeer belangrijk deel van Java in zijn welvaart gestuit: dit beteekent voor de Twentsche nijverheid een uitgestrekt veld, voor de plaatsing harer producten zoo goed als verloren!" Het ware te wenschen, dat men in Nederland algemeen handel en nijverheid op die wijze trachtte te bevorderen. De tijd waarin de Regeering ten voordeele der industrie beschermend optrad is voorbij, en niet te herroepen. De plicht om de hinderpalen der nijverheid uit den weg te ruimen echter wordt door de Regeering, vooral door de Indische miskend, en mag niet worden verzaakt. Niet te ernstig en niet te dikwijls kan men daartegen optreden. De Nederlandsche industrie moet in Indië een veel ruimer débouché vinden dan tegenwoordig, en dat zal het geval zijn, wanneer het koopvermogen der inlandsche bevolking wordt vergroot, en dat zal worden vergroot ook wanneer goede wateren landwegen het verkeer en vertier gemakkelijk maken. Het belang der Twentsche industriëelen is aldus in harmonie met het belang der inboorlingen van Nederlandsch-Indië.

NB. Het bevaarbaarmaken der Solo-rivier verkeert in Indië reeds sedert 1848, dus reeds dertig jaar lang, in het stadium van..... overweging!

GOUD OP SUMATRA.

De bekwame mijningenieur Reinier D. Verbeek schreef een zeer lezenswaardig opstel, dat onder den titel van »Sumatra en de goudontginning" onlangs in het Algemeen Dagblad van N. I. voorkwam, en waarvan hij in Nederland afdrukken verspreidde. »Ik heb", verklaarde hij, »door een persoonlijk onderzoek op Sumatra's Westkust niet alleen een aantal plaatsen gevonden, waar de ontginning van het goud in het vaste gesteente de beste verwachtingen doet koesteren, maar, wat meer zegt, het is mij ook gelukt, de in Californië en Australië zoo gewaardeerde deep leads, oude onder vulcanische uitwerpselen, bedolven rivierbeddingen, te ontdekken. Zulk een oud rivierbed zag ik o. a. te Soepajang, waar het, bij een breedte van eenige honderden meters, over een lengte-uitgestrektheid van ten minste tien kilometers aan de oppervlakte duidelijk zichtbaar is. Alle gegevens spreken er voor, dat dit stroombed, wat zijn rijkdom aangaat, op één lijn staat met de rijkste, die ooit in Californië of Australië ontgonnen werden.".... »Het goud komt op Sumatra's Westkust overal voor waar de oudere metamorphische leigesteenten en de daarmede in ver band staande plutonische gesteenten gevonden worden, zoowel in de residentie Padangsche Bovenlanden als in die van Tapanoeli, en zelfs in een gedeelte van de Padangsche Benedenlanden.'

Wij hopen, dat de geachte schrijver het beleven moge, dat van zijn belangrijke mededeeling voor de ontwikkeling van Sumatra en ten bate der schatkist partij getrokken wordt. Draalt echter de Regeering daarmede, zooals zij met de ontginning van de Ombiliënvelden draalt, dan moet de Hr. Verbeek, om vrucht van zijn ontdekking te zien, een

zeer hoogen ouderdom bereiken. Immers reeds zeven jaar geleden, den len Januari 1872, verklaarde de Gouverneur-Generaal Mijer dat de Ombiliënvelden »een schier onuitputbare hoeveelheid kolen van goede qualiteit bevatten voor een waarde, welke op vier duizend millioen gulden werd geraamd, en de exploitatie moet nog altijd beginnen! En zoo gaat het met vele andere mineralogische rijkdommen, welke Indië aanbiedt: ze blijven in den grond! Ontbreekt het ons aan kloekheid, ondernemingsgeest, pittigheid?

[ocr errors]

NIEUWE DEPARTEMENTS-CHEFS IN INDIË.

Uit Indië ontvingen wij de tijding, dat de Koloniale Regeering verzocht heeft, in Nederland een kundig man te zoeken, die, na eenigen tijd secretaris van het departement van financiën te zijn geweest, den Directeur kan opvolgen; daarom is onlangs het Secretariaat slechts tijdelijk vervuld.

Om in Indië zelf een vervanger van den weldra repatrieerenden Legerkommandant te hebben, heeft men den kolonel Boumeester tot Generaal gepromoveerd, die aldus in ongeveer twaalf maanden tijds van den rang van overste tot dien van opperofficier is gestegen. Waarom kolonel Ermeling, een van de kundigste en rechtschapenste officieren, welke Indië ooit bezeten heeft, daarvoor gepasseerd moest worden, schijnt een raadsel. De bevoorrechting maakt een pijnlijken indruk, ook wanneer de verdienste van den officier Boumeester gereedelijk wordt erkend.

Een derde vacature wordt weldra te gemoet gezien, en wel die van het ambt van Directeur der Burgerlijke Openbare Werken. Wie zal daarvoor worden benoemd? Er gebeuren in Indië nog te vreemde dingen, dan dat wij een poging zouden durven doen, om die vraag te beantwoorden.

Koloniale litteratuur.

CRITISCHE OVERZICHTEN.

Jaarboek der Rijks-universiteit te Leiden 1877-78.
Leiden, E. J. BRILL, 1878.

[ocr errors]

Behalve een opgave van het College van Curatoren en het Akademisch Bestuur, een Naamlijst van Hoogleeraren, een vermelding van Prijsvragen, een Vervolg van het Album Studiosorum van 1 Januari 1875 tot 17 September 1878 en andere dergelijke bijzonderheden behelst dit Jaarboek een redevoering over de plaats die de Geschiedenis in den kring der wetenschappen inneemt, en een welkomstgroet aan de universiteit van Amsterdam, bij gelegenheid harer feestelijke opening op den 15en October 1877. De Minister van Binnenlandsche Zaken besloot, dat de uitgaaf der Annales Academici, die voor iedere Nederlandsche hoogeschool de stof bevatten, waaruit haar geschiedenis saamgesteld kan worden, een einde zou nemen, en Z. E. gaf geen middel aan de hand om de opgaven en bescheiden, die in de Annales hun plaats vonden, voortaan op een andere meer geschikte wijze onder de oogen der belangstellenden te brengen. De Senaat heeft gemeend, zelf 200 goed mogelijk in de leemte te moeten voorzien, en thans worden Jaarboeken uitgegeven, op kosten en voor rekening van de firma Brill gedrukt. Present-exemplaren kunnen volstrekt niet worden gegeven. »Integendeel, de Senaat moet ieder, die op het geregeld verschijnen van het Jaarboek prijs stelt, dringend uitnoodigen, de onderneming der firma Brill door zijn inteekening te ondersteunen." Wij vertrouwen, dat velen zich als belangstellenden zullen doen kennen. Het Jaarboek houdt een goede herinnering aan de Leidsche Universiteit levendig. Het verdient daarenboven in ruimen kring verspreid te worden om de twee toespraken van Prof. R. Fruin, en vooral om zijn Redevoering over de Geschiedenis: een redevoering even keurig van vorm als degelijk van inhoud.

A. M.

[blocks in formation]

Wanneer iemand op de planken verschijnt wil het gebruik, dat hij het publiek met eene buiging begroet. Onze Gids, die Indië tot het tooneel zijner werkzaamheid heeft gekozen, zou zeker blijk geven van eene slechte opvoeding, zoo hij bij zijn eerste optreden niet eene diepe révérentie over had voor het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, die waardige stichting van Jacobus Cornelis Mattheus Radermacher, waaraan de Indische taal-, land- en volkenkunde zoo ontzaglijk veel te danken heeft. Gelijk onze lezers misschien weten, heeft dit Genootschap in April 1.1. het feest van zijn honderdjarig bestaan gevierd en dat het wel oud, maar gansch niet verouderd is, daarvan levert ons o. a. het bij deze gelegenheid uitgegeven Gedenkboek de sprekende bewijzen. Niet als een afgeleefd grijsaard, maar als een jeugdig bruidegom getooid treedt het daarin op, en roept het ons toe, dat het nog lang niet met het leven heeft afgesloten, maar met nieuwen moed en frissche kracht het tweede eeuwgetijde van zijn bestaan is ingetreden.

Zijn wij wel ingelicht, dan heeft men in Indië, buiten Batavia, waar het feest in tegenwoordigheid van Z. Excellentie den GouverneurGeneraal en Mevrouw van Lansberge werd gevierd, weinig notitie van deze heuchelijke gebeurtenis genomen. Dit heeft ons verwonderd en geërgerd. Wij meenen er het bewijs in te moeten zien, dat de Indische taal-, land- en volkenkunde in Insulinde nog niet die belangstelling geniet waarop zij aanspraak heeft. Het honderdjarig jubileum van een Genootschap dat, in zoo moeielijke dagen opgericht, met zoovele geestelijke en stoffelijke krachten in stand gehouden, den eersten stoot gegeven heeft tot grondige beoefening van de indiologie niet alleen, maar ook door zijne wetenschappelijke werkzaamheid zooveel deed om ons gezag in Indië direct en indirect te steunen! Hoe moest op zulk een dag niet gansch Indië gejubeld en als op een algemeen herinneringsfeest zich in Zondag's dos gewikkeld hebben! Hoe moesten niet alle redacteurs van dagbladen, zoo tuk op actueele onderwerpen, de gereedliggende artikelen over koffie of belasting, over politie of opium achter slot en grendel hebben gesloten om voor dien éénen dag al hunne kracht te wijden aan een feestnummer, ter eere van het Bat. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen! Waarom deden zij het niet? Waarom bleef de deelneming tot Batavia beperkt? Is 't, omdat de kruideniersgeest van Jan Compagnie nog altijd door Insulinde rondwaart? Deed het naderend belastingsspook den juichtoon verstommen en den inkt stollen? Wij weten 't niet. We willen dan ook niet beschuldigen, maar hier alleen den wensch uitspreken, dat het Bat. Genootschap, opgericht »ten nutte van het Gemeen" zooals ook op de bij deze gelegenheid geslagen medaille staat spoedig de sprekendste bewijzen moge ontvangen, dat het onder de Indo-Europeanen de algemeene belangstelling wegdraagt.

[ocr errors]

Die algemeene belangstelling is noodig en nuttig. Noodig voor het Genootschap zelf, dat alleen daardoor voortdurend aan zijne bestemming

kan beantwoorden. Nuttig voor allen, zoowel voor den ambtenaar als voor den particulier. De studie toch van Indische toestanden maakt goede verstandige bestuurders, en behoedt den stillen burger voor dat végéteeren, waaraan wij de bleeke gezichten en nare humeuren te danken hebben, die de Maatschappij »Nederland" ons jaarlijks bij dozijnen thuis zendt.

Ook voor onze godsdienstleeraars en voorstanders van de Zending heeft een arbeid als die van het Bat. Genootschap groote waarde. In het eerste Deel van de Verhandelingen" wordt gezegd, dat, »zal er in Indië immer eenige voortplantinge van het Evangelie kunnen plaats hebben, de smaak voor Kunsten en Wetenschappen daartoe aanleidinge moet geven" en deze uitspraak, goed begrepen, blijft nog altijd haar kracht behouden. Alleen grondige kennis van het uit- en inwendig leven der inlandsche bevolking kan iemand tot een model apostel maken. Alleen door studie leert men de aanknoopingspunten kennen, waaraan de prediking van het Christendom kan worden vastgehecht. Dus, nog eens, voor allen in Indië moet een Genootschap als dat van Batavia zijn hooge beteekenis hebben. Wie het nog niet of weinig kent, hij leze het Gedenkboek, dat we te danken hebben aan de meesterhand van den heer Der Kinderen, sedert jaren Voorzitter van het Genootschap -, en waarin ons in boeienden stijl de geschiedenis van deze stichting als in een liefelijk gekleurd panorama yoor oogen wordt gevoerd. Die geschiedenis lezende, verlangt men de beeltenis te zien van de mannen-oprichters, die tegen een geweldigen stroom van kleingeestigheid, onverschilligheid en geldzucht hun scheepje eindelijk in veilige haven brachten. Het Gedenkboek geeft, helaas! hunne portreten niet. Als surrogaat ontvangt de lezer echter een keurig bewerkt facsimile van hunne handteekeningen, en deskundigen kunnen, dunkt ons, daaruit gemakkelijk de krachtige figuur van een Radermacher, een Van Hogendorp herkennen. Echte typen van de ontwakende energie in de laatste helft der vorige eeuw!

[ocr errors]

In een zevental hoofdstukken bespreekt het Gedenkboek de Stichting, de Wetten, het Bestuur, de Beschermheeren, de Leden, de Algemeene Vergaderingen en de Prijsvragen van het Genootschap. Het tweede deel, dat nog in bewerking is, zal, luidens het Voorbericht, uitsluitend gewijd zijn aan de Werken en Verzamelingen, twee onderwerpen, die ongetwijfeld nog het meest de belangstelling trekken zullen, vooral ook omdat de heer Der Kinderen, te oordeelen naar hetgeen wij reeds zagen, ze op de meest practische en onderhoudende wijze zal bespreken. Is dit tweede deel gereed, dan mag het Bat. Genootschap zich beroemen op een monument van edeler stof dan steen of metaal vervaardigd, terwijl de gelukkige bezitters een boekwerk hun eigendom noemen, dat den schoonsten hoek in hun salon niet zal ontsieren.

Laat ons hier nog bijvoegen, dat het Gedenkboek verrijkt is met acht net uitgevoerde photogravures, waarvan de eerste het Genootschapsgebouw op het Koningsplein voorstelt, en de andere ons een kijkje geven in de zalen, waar de boeken, ethnologische voorwerpen, enz. zijn bijeengebracht.

Men zie, oordeele en onthoude zijne sympathie niet aan een Genootschap dat zich betoond heeft, en ook verder toonen zal te zijn:

« السابقةمتابعة »