صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

aan den Mir van Wakhan een gezantschap zond; 3°. dat het in de bres sprong voor Yakub Khan, die door zijn vader, den Emir, tot gevangenschap was veroordeeld; 4°. dat het, als arbiter in een geschil tussehen Afghanistan en Perzië, Seistan aan Perzië toewees; 5o. dat het in 1876 op de conferentie te Peshawur weigerde zijn klachten aan te hooren, en 6°. dat Engeland het dichtbij Kaboel in Khelat gelegen Quetta bezette; maar de Heer Robinson beweert, dat die grieven van weinig beteekenis, zoo niet denkbeeldig zijn. Hij beschrijft de geheele bevolking van Afghanistan als spreekwoordelijk trouweloos en verraderlijk, en op dien regel maakt de Emir geen uitzondering. Grootspraak wordt een van zijn andere kenmerken genoemd. Reeds vroeger verloor hij zijn verstand, omdat de goden tot zijn val besloten hadden"; thans, door de Russen aangehitst, wier keizer zich niet als een man van eer" gedraagt, schijnt de Emir opnieuw aan zinsverbijstering te lijden. Ditmaal zal door de Engelschen het vonnis der goden voltrokken worden. Engeland toch kan van een oorlog met Afghanistan alleen een glansrijke overwinning verwachten. Het gevoel van patriotisme bezielt het volk van Kaboel niet, want de natie bestaat uit een bloote verzameling van stammen, en er is geen enkele reden voor de meening, dat Herat en Kandahar met Afghanistan één zouden zijn. Het leger is uit 17 of 18 regimenten infanterie en 3 of 4 regimenten cavalerie samengesteld, waarbij dan nog wat artillerie komt met 100 stukken geschut, die in het land zelf gegoten zijn. De militie is zeer talrijk - de geheele mannelijke bevolking tusschen de 16 en 60 jaar is er bij ingedeeld maar zij staat rechtstreeks onder de contrôle en het bevel van de hoofden der respectieve stammen, en vormt dus alweder geen eenheid. De infanterie is met vuursteen- en percussiegeweren gewapend; de laatste worden weinig gebruikt, omdat het volk zelf de slaghoedjes niet maken kan; de Emir beschikt echter ook over 20,000 Enfield- en Snidergeweren, welke met een veld batterij hem eenige jaren geleden door Engeland ten geschenke werden gegeven. De macht van den Einir buiten zijn hoofdplaats, in de aangrenzende provinciën, is zeer zwak. Hij rekent op den steun der bergstammen; hun verhouding tot hun naburen in Britsch-Indië werd evenwel in den laatsten tijd vriendschappelijk. In 1839 werd Afghanistan door de Engelsche troepen een geduchte nederlaag berokkend, tot op dezen dag zijn de puinhoopen in de hoofdstad van den Emir welsprekende getuigen van Engelands volkomen overwinning, en destijds moest het Britsche leger, eer het Kaboel tuchtigen kon, door de Punjab trekken, die toen nog een eigen en Engeland vijandig bestuur had, terwijl zij tegenwoordig Groot-Brittanje soldaten levert, welke tot de beste van de wereld gerekend mogen worden, en die Afghanistan haten met een onverzoenlijken haat. Destijds ook stond als Emir van Kaboel een bij uitstek bekwaam man tegenover Engeland. Destijds verder werd Afghanistan niet door Rusland bedreigd, zoodat het de handen voor den oorlog met Engeland geheel vrij had. Destijds eindelijk was de bevolking, die bij den Khyber-pas woont, Engeland kwaadgezind, en werd het dal van den Indus nog niet door een spoorweg doorsneden. Toch werd Afghanistan in korten tijd met een handjevol soldaten, en meest inlanders, ten onder gebracht.

Het is hier de plaats niet om te onderzoeken, of en in hoever de Heer Robinson zelf, wellicht door zijn langdurige studie van Afghanistan, in een Kaboelsche grootspraak is vervallen. Laten we voor Engeland en Afghanistan beide hopen, dat er met hun zelfvertrouwen geen te zware proef worde genomen. Ook wanneer de vrede hersteld is, verdient het werkje van den Heer Robinson groote waardeering, als een welgeslaagde poging om in een beknopten en populairen vorm betrekkelijk veel wetenswaardige bijzonderheden bekend te maken aangaande een land, dat in toenemende mate de algemeene opmerkzaamheid tot zich trekt. A. v. D.

NIEUWE UITGAVEN.

Admiraal (Aart), Oudheden. Schoonhoven, S. E. van Nooten & Zoon, 1878. 8°.

In dit boekje komt, als derde stuk, een uitvoerige beoordeeling voor van »Multatuli."

Annali dal Ministero d'Agricoltura, Industria et Commercio. Della Navigazione e del Commercio alle Indie Orientali. Relazione di Viaggio dell'Arr. Giuseppe Solimbergo a S. E. il Ministro del Commercio. Roma, 1877. 8°. (248 blz.)

Dit werk bevat van blz. 151 tot het einde bijzonderheden over Java, speciaal uit een handelsoogpunt.

Cordier (Henri), Bibliotheca Sinica. Dictionnaire bibliographique des ouvrages relatifs à l'empire Chinois. Tome premier. Paris, Ernest Leroux, 1878. Gr. 8°. (XVI, 1-223 blz.)

Dit werk vormt het Xe dl. der »Publications de l'École des langues orientales vivantes."

Farley (J. Lewis), Egypt, Cyprus, and Asiatic Turkey. London, Trübner & C., 1878, (XVI, 270 bladz.) Geb. 10s.6d.

Forbes (Alexander K.), Râs Mâlà; or, Hindoo Annals of the Prince of Goozerat. New ed., with an introduction by Major J. W. Watson, London, Richardson, 1878. 8°. (730 blz.)

Fry (Edw.), Engeland, China, and Opium. Three Essays reprinted, with slight alterations from the >Contemporary Review." London, E. Bumpus, 1878. 8°. (62 blz.)

GRAMBERG (J. S. G.) Palembang, Historisch-Romantische schets uit de geschiedenis van Sumatra. Batavia. H. M. van Dorp & C". Haarlem, H. M. van Dorp, 1878. 8o. (X, 376 blz.) ƒ 3.75.

Lagerwey's Aardrijkskunde van Nederland en zijne Overzeesche Bezittingen. Vijfde, verbeterde druk. Amsterdam, C. L. Brinkman, 1878. 8°. (118 blz-)

(Lehnert Jozef), Um die Erde. Reiseskizzen von der Erdumseglung mit S. M. Corvette »Erzherzog Friedrich", in den Jähren 1874, 1875 und 1876. Mit 166 Original-Illustrationen und 2 Karten. Wien, Alfred Hölder, 1878. 2 dln. 8°. I (XVI, 496 blz.); II (VIII, 497-1128 blz.) ƒ 13.65.

In dit reisverhaal wordt een overgroot gedeelte gewijd aan de beschrijving van den Indischen Archipel.

List of Indian Tea Companies; their Capital, Directors, etc.; and of Tea Gardens, their Works, Propietors, etc. London, Thacker, 1878.8°. Ludwig (Alfred.) Die Mantra-Litteratur und das alte Indien. Als Einleitung zur Uebersetzung des Rigveda. Prag, F. Tempsky. (XXXVI, 554 bladz.) 15 M.

(Is deel III van Alfred Ludwig, Der Rigveda oder die heiligen Hymnen der Brahmana.)

Maatschappij (Droogdok-) te Amsterdam. Aan geïnteresseerden bij de Nederlandsche Indische-. (Amsterdam, Blikman & Sartorius.) 1878. gr. 8. (21 blz,) gratis.

Mantegazza (Paolo), Studii antropologici ed etnografici sulla Nuova Gumea. Firenze, Tipografi dell'Arte della Stampa, 1877. 8°. (82 blz. met 3 photographien en 16 gelith. platen)

Overgedrukt uit: >Archivio per l'antrop. e la etnolog. Anno 1877. Vol VII."

Markham (Clements R.), A Memoir on the Indian Survey. Illustrated with Five Maps. Second Edition. London, Trübner and Co. 1878. 8. (XXX, 482 biz.)

Parliamentary. London, P. S. King, 1878. folio: East India. Danvers Report on Railways, 1877-78. Public Works. Report of Select Committee, with Evidence.

Peebles (J. M.), Buddhism and Christianity Face to Face; or, an Oral Discussion between the Rev. Migettuwatte, a Buddhist Priest, and Rev. D. Silva, an English Clergyman. Held at Pantura, Ceylon, James Burns. 1878. 8. (99 blz.)

POLITIEK (DE AGRESSIEVE) in Atjeh. Overgedrukt uit de October- en November-afleveringen van het Tijdschritt voor Nederlandsch Indië. Zalt-Bommel, Joh. Noman en Zoon, 1878. 8°. (70 blz.) ƒ 0.15,

Rousset (Léon), A travers la Chine. Paris, Hachette et Cie. 1878. 8. (VIII, 432 blz.)

Schwendler (Louis), Instructions for testing telegraph lines and the technical arrangements of offices. Second edition. Vol. I. London, Trübner & C., 1878, (XII, 239 bladz.) Geb. 12 s.

Dit boek is geschreven op last van den Directeur-generaal van de telegraaflijnen in Indië, ten behoeve van het Gouvernement in Indië.

Verbeek (Reinier D.), Sumatra en de Goud-ontginning. Batavia, Ernst & Co., 1878.

(Overgedrukt uit het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indië.) Wintgens (Mr. W.), Onze toestand in Indië. Redevoering over de Begrooting van Nederl. Indië voor 1879 in den tweede Kamer der Staten-Generaal op 25, 26, 27, 28, 29 en 30 November 1878, 's Hage, Gebr. van Cleef, 1878.

ATLASSEN EN KAARTEN.

Kaart van het Gouvernement Sumatra's Westkust, opgenomen en zamengesteld in de jaren 1843 tot 1847 door L. W. Beyerinck. Overgebracht op de schaal van 1.500.000. ('s Gravenhage, Martinus Nijhoff.) Folio, 2 bladen. f 8.00.

van het eiland Java. Uitgegeven op last van en opgedragen aan Z. E. den Minister van Koloniën, Ch. F. Palud, door Dr. F. Junghuhn. Op de schaal van 1.350.000. ('s Gravenhage, Martinus Nijhoff.) Folio, 4 bladen. Gekleurd f21.00; ongekleurd f 14.00.

van Nederlandsch-Oost-Indië. Bewerkt met inachtneming der beste en jongste officieële bescheiden, vooral over Sumatra, en die van de Kon. Ned. Marine. Schaal van 1.550.000. Plano, i vel gekl. gelith. kaart. ('s Gravenhage, J. Smulders en Comp. f3.00; opgeplakt in étui f 4.50.

Wetenschap en Industrie.

RIETSUIKER-PRODUCTIE.

De Wine and Fruit Reporter publiceerde deze statistiek aangaande het verschil in productie van rietsuiker tusschen 1849 en 1875:

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Daarenboven, zegt het genoemde weekblad, voeren Réunion, BritschIndië, Peru, China, Egypte, de Sandwich-eilanden, Natal en Australië, die vroeger volstrekt geen suiker produceerden, tegenwoordig jaarlijks 237.000 ton uit, zoodat men den geheelen export van 1875 op 1.879.486 ton kan ramen, dat is: 222 % meer dan de uitvoer vijfentwintig jaar geleden was.

KATOEN EN JUTE.

Verbazend is de uitbreiding der katoenspinnerij in Britsch-Indië. In 1874 waren er 593,000 spindles voor 114.000 balen katoen, elk van 390 E. ponden; in 1875 866,000 sp., 170.000 balen; in 1876 1,124,000 sp., 216.000 balen; in 1877 1,231,000 sp., 237.000 balen. Britsch-Indie voorziet thans voor een niet klein gedeelte Japan en China, ja, exporteert zelfs naar Engeland!

Dat de jute in betrekkelijk korten tijd een voornaam uitvoerartikel van Britsch-Indië geworden is, weet men; tot herinnering diene, dat

« السابقةمتابعة »